Langtang Off The Beaten Trail
Syabru Besi, 16 oktober 2013.
Met Utar zitten we op het terras van Green Guesthouse. Hij vertelt ons net dat we bier mogen drinken vandaag. Laatste dag, morgen gaan we lopen. Het schema zegt naar Gatlang. Volgens Utar zijn het korte dagen, wij willen wel doorlopen. Dus we zien wel wat we doen.
Het is heerlijk om in de bergen te zijn. Al zijn hier nog wel heel veel toeristen. Dat gaat nog anders worden de komende tijd. Maar nu mogen we nog tegen een aanhankelijk paartje aankijken, wil een jongen aandacht door ukelele en mondharmonica te spelen en keelgeluiden erbij te produceren. Er slenteren veel toeristen rond.
Onze dag begon vroeg. Al om 5.45 uur zeiden we Karin dag en voor zes uur stonden we in de lobby. Kami smeert sandwiches voor ons en voor een Nederlands stel dat vroeg het vliegtuig pakken wil. Utar is op tijd, Lobsang bijna. De taxi ook maar dat weten we niet, die staat een stukje verderop te wachten. Dag Kami, dag Lobsang, we gaan! We rijden in de taxi door Kathmandu, het is nog erg rustig. Het eerste deel van de weg is erg slecht. De kuilen staan vol plassen, dat schiet dus niet erg op.
We zijn op tijd bij de bushalte, dezelfde bushalte als vijf waar we vijf jaar geleden op de bus stapten. De abortuskliniek is weg. We zitten in de toeristenbus: drie Israëli, drie Fransen, zes Russen, twee waarschijnlijk Zwitsers, wij, gidsen en dragers, lokale vrouwen en later nog een lokaal stel met hun twee kleine kinderen. Verder wordt iedereen uit de bus gehouden, meer nemen we niet mee vindt de chauffeur. Het duurt even voor iedereen zijn plekje gevonden heeft want iedere bus kent zijn eigen nummering. Hans vindt het niet logisch dat er twee stoelen met nummer zes zijn, de busboy wel. Oké.
We rijden de stad uit en klimmen uit het dal. De weg is goed en het duurt niet lang voor onze ogen dicht vallen. We dutten wat en kijken, als de ogen weer even open zijn, om ons heen. En dan zien we mist. Maar later klaart het op, de wolken trekken omhoog en weg. Het wordt een stuk warmer, het jasje van Marcelin kan weer uit. De zon breekt af en toe door de wolken, wat een vreugd. Om tien uur zijn we in Trisuli en stoppen voor de lunch. In een restaurant dat vies is en lekkere dal bhaat serveert. De wc is smerig maar gelukkig is het een hurker.
De chauffeur is erg goed, relaxed en geconcentreerd. Toch komen we vast te zitten in de modder, maar we hebben te maken met een Nepalees die wel vooruit denkt: op het dak liggen zakken zaagsel om op de modder te gooien zodat de wielen grip krijgen. De busboy krijgt hulp van omstanders en natuurlijk van Utar. Met op tijd gas geven, duwen en zaagsel komt de bus weer los.
Vlak voor Dunche hebben we een checkpoint. We wachten op de anderen van onze bus als ineens Hilde naast Marcelin staat. Hé??? Marcelin had zich vanmorgen wel afgevraagd wanneer ze precies in Kathmandu zou zijn, en wanneer op trekking. Maar dit is wel heel erg onverwacht. Ze zag er nogal overweldigd uit. Overweldigd door de armoede, de modder, de kleine huizen, het vuil. Wat een vreemde, leuke ontmoeting zo.
Zij gaan verder, Utar loopt vast naar Dunche met de permits. Dunche is groot, een stuk of twintig lodges. Bijna iedereen stapt uit maar wij gaan naar Syabru Besi. Onderweg komen we door Thulo Barkhu waar we vijf jaar geleden aan onze Langtang trekking begonnen. Altijd dwars en eigenwijs. We sliepen in Sherpalodge, we herkennen hem gelijk. De weg is nu geasfalteerd, toen een modderpoel waar de eenden in zwommen.
We zien Syabru Besi al liggen, maar dalen nog iets. Met heel, heel veel haarspeldbochten. Wat een dorp. Er zijn veel toeristen en wel vijfentwintig lodges. En omdat het weer eindelijk goed is, zal het extra druk zijn. Maar vol zal het niet raken met zoveel slaapplekken.
Wij zitten in de Green Guesthouse, een kamer met eigen douche en wc. Luxe hoor! Sherpani runt hier de boel. Ze flirten wat en doen goede zaken. Na een pot thee lopen we door het dorp. Verbazen doet het ons niet als we, daar waar het asfalt ophoudt, golfplaten huisjes zien. Armoede en rijkdom ligt op een armlengte van elkaar.
We krijgen een biertje, hét biertje, van Utar en dan wordt het donker. We zijn erg toe aan vakantie. En dat komt mooi uit want het is vakantie!
We aten heerlijke chowmein, bananen van Utar toe en nog een kop thee. Voor acht uur lagen we er in en sliepen zo ontzettend lekker.. Het rustgevende geluid van de rivier zal geholpen hebben, maar ook de vermoeidheid van de afgelopen dagen.
17 oktober, donderdag, Gatlang, 2260 meter hoog.. 9,05 km gelopen, 5:31 onderweg, hoogste punt 2411 meter, dalen 113 meter en klimmen 968 meter.
We werden om 6.30 uur wakker van het alarm. De routine hebben we al opgepikt en om 6.50 uur zijn we in de dininig. Utar is ook al helemaal klaar om ons te verzorgen. We gaan buiten zitten en dan is ons ontbijt er al. De pap van Hans gaat er wel in, Marcelin heeft moeite met haar chapati pindakaas, maar een eitje gaat er altijd in!
We praten even met Christine, wat een toeval: ze gaat als fysiotherapeute vrijwilligerswerk bij Svarga, een ons bevriende stichting doen. We zullen haar dus nog wel tegenkomen.
Een Fransoos gaat alleen Langtang in. Er blijken meer toeristen "onze" route te lopen. Een Britse met haar porter-guide, twee Fransen met drager en gids, zij zitten in dezelfde lodge als wij. Er is nog een groep van acht Fransen, zes oudjes en twee jonkies. Welke lodge zij zitten, dat weten we niet.
Bijna recht tegenover de lodge begint ons pad. Dat gaat omhoog, over trappen. Dat gaat loeistijl omhoog! Het duurt niet lang of we lopen in de zon en dat is flink warm. We kruisen de weg, die hier ongeasfalteerd is, een paar keer. Omhoog, omhoog, omhoog. Daar is het Langtang-gebergte. Het is wit, er is een pak sneeuw gevallen de afgelopen dagen. En we klimmen. En zien nog meer witte bergen. We zien ook Thuluy Syabru, een dorp waar we eigenlijk nog we hopen te komen.
En we klimmen en klimmen. Na zo'n twee en half uur staan we op de pas. 750 meter klimmen in de benen zeg! We kijken eerst de andere kant de vallei in. Daar liggen landbouwterrassen en huizen, en dorpjes.
We drinken thee bij het teahouse en eten er een biscuitje bij. De Britse zit er ook en heeft een heel mooie kaart van het gebied, schaal 1:50000. We maken er een uitgebreide studie van.
We gaan verder over de zandweg die soms een modderweg is. We contouren de heuvel en klimmen heel geleidelijk. Al na een klein stukje, het is nog maar net elf uur, zijn we bij een lodge waar Utar wil lunchen. We snappen het: de gids en drager van de Fransen hebben dal baath besteld voor drie personen. Wij gaan, net als de Fransen, ook maar lunchen. Wij bestellen een noedelsoepje met groenten en gebakken ei. Het is erg lekker.
De Fransen zijn leuk. Ze zijn eergisteren aangekomen en gisteren met onze bus meegereden. Dat is nog eens doorpakken. Ze vinden het leuk een trekking te doen waarbij natuur en cultuur gecombineerd is. En waar het niet zo druk is. Ze hebben een goede keuze gemaakt denken we. Ze gaan straks nog Langtang doen en daarna de Kathmandu vallei in.
Ze hebben leuke vragen als: kunnen we de plastic fles hier laten en is mijn broek niet te kort?
Was het net nog een drukke bedoening in de dining, Hans zit er nu alleen. De Fransen deden een kaartspelletje met hun gids en drager en zijn nu het dorp in. De Britse at dal baath, speelde mee en is nu weg. Marcelin ligt even op bed, ze heeft hoofdpijn. Utar maakte zich al ongerust en kwam de EHBO brengen. Hans herkent de hand van Martine in de tas.
Na de lunch gaan we volgens Utar nog een uur of een uur en twintig minuten lopen. We zetten de pas er in en zijn inderdaad in een uur in Gatlang. We zagen het dorp al lange tijd liggen: een blok met zwarte huisjes. Nu zien we dat de daken van houten planken zijn, met stenen er op, en er door het roet van de kookvuren zwart uit zien. Het zijn boerenhuizen, met stallen beneden en woonruimtes boven. Er staan ook wat chortens in het dorp en veel staande gebedsvlaggen. Er zijn nog één of twee lodges, we gaan vanmiddag eens kijken.
De lodge lijkt vrij nieuw. Onze kamer heeft een privé-wc, wouw! De dining zal zonnig en warm zijn, als er zon is. Helaas zijn de wolken het dal weer ingetrokken.
In de keuken zit soms een oude man. Er wordt tegen hem geschreeuwd, hij praat terug zoals doven praten. Ze, de vrouwen, dragen mooie mutsjes. Dit is Tamang gebied, ze spreken Tamang en geen Nepali. We zagen twee jongens, geitenhoeders, en vroegen ons af of ze, ook al wonen ze best dicht bij de weg, ooit internet leren kennen. En vroegen ons af wat hun beleefwereld is. We trokken de parallel met Lobsang, die ook geitenhoeder was en niet naar school ging. Moet je nu zien wat er van hem geworden is. En Sera, Bhim, Namgel. Waar komen die vandaan...
Nou nou, nóg een toerist! Die wil wel een "tourist programm": dans en dat soort zaken. Nou, Hans niet, hij bukt wel.
Marcelin staat weer op na een dut en we gaan het dorp in. Wat een prachtig dorp is het, dit Gatlang. De planken waarvan de huizen zijn gebouwd zijn zwart van de rook. Op de verdieping waar mensen wonen is het houtwerk heel mooi. Er zijn prachtige figuren en bloemen in gesneden. Kinderen en oudjes zijn aan het werk, ze sjouwen met gras, spinnen met een spintol, doen mais in een zak, ze jagen de kraaien weg. Een groep jonge mannen zit te kaarten.
Op een veranda staat een jongetje kiekeboe te spelen. Als hij tevoorschijn komt denken we toch écht een "syndroom van down koppie" te zien. Als hij gaat zitten weten we het zeker, de motoriek is duidelijk down. Hij ziet er goed verzorgd (dus net zo vies als andere kinderen) uit en speelt dus zelf. Prima.
Wat een prachtig dorp. Op elk huis staat een gebedsvlag. We willen er ook één voor in de tuin.
Deze lodge wordt ook door dames gerund. De mannen zullen wel op trekking zijn. We kijken naar het kaarten van de Fransen en hun gids en drager en de Britse, luisteren naar twee dames en hun gids die de route doornemen. Wij kijken ook naar de route. We willen graag naar Thulo Syabru, maar het lijkt er op dat dat niet gaat lukken. Want we willen ook wat nieuws. En de route via Sherpagoan naar Lama Hotel lijkt ook erg leuk, dus, keuzes maken...
De hittepetit die het dansfestijn van vanavond heeft georganiseerd deelt opdrachten uit. We, nou nee, de anderen, moeten 500 rps betalen om de dans te mogen zien. Wij worden niet uitgenodigd, we zijn benieuwd of ze ons de lodge uitgooit als we weigeren te dokken. Want we gaan niet zo achterlijk veel betalen maar laten ons ook niet zo even de lodge uitjagen omdat mevrouw een echte authentieke traditionele dans wil zien.
Afijn, het is druk in de lodge. We willen graag een dubbele dag pakken zodat we iedereen achter ons laten. Dat lijkt nou een goed idee.
18 oktober, Tatopani, 2620 meter hoog. 6:49 onderweg, 605 meter dalen en 960 meter klimmen.
We hebben goed geslapen. De danspartij gisteren in de lodge was vroeg afgelopen. Na een uurtje al. Het was grappig hoe de dragers die onder ons sliepen meezongen met de liedjes. Iedereen deed zachtjes met naar bed gaan voor zover dat mogelijk is in een houten lodge. Slapen lukt goed, al wordt Marcelin wel veel wakker tussendoor.
Om zes uur wordt ze wakker van gerommel bij de buren. Nog even omdraaien en dan er uit, we rommelen lekker mee. Alles zit al snel in de rugzak.
We ontbijten en gaan. We zijn snel weg, net als het Franse stel. Omlaag langs heel veel eenvoudige stenen chortens. Erg mooi en heel erg veel.
We dalen een zeshonderd meter, door landbouwterrassen met graan, bonen en aardappels, en later door bos. We kruisen de rivier en komen in Chilme. Dat ligt aan de rivier. Er is een waterkrachtcentrale en dus een weg. Het is boeddhistisch hier. Veel chortens en manimuren, geen dasainschommels. Er is een school waar het einde van dasain gevierd wordt, er klinkt luide reggae en later hindi-muziek.
We gaan een paadje op en klimmen langs de rivier omhoog. Die steken we met een hangbrug over en dan begint het serieuze klimwerk. Pff. De jonge Fransen halen ons in en rennen van ons weg. Maar ook wij vinden een lekker tempo, uncle voorop, dan Marcelin en dan Hans. Easy does it, we gaan langzaam maar goed.
We komen om 10.20 uur op onze lunchplek waar ook de Fransen zitten. De beste lunchplek volgens hen. Hoera!
Marcelin sms't nog even met Martine, raar om bereik te hebben, maar wel lollig. De telefoon gaat weer uit, dit is vakantie niet waar?
Aan de overkant loopt een weg omhoog. Het budget was op dus de weg eindigt in the middle of nowhere. En wordt dus niet gebruikt en niet onderhouden.
Het wachten op de lunch duurt lang. Heel lang. Dat vindt Utar ook, hij helpt zoveel mogelijk. Na twee uur en twintig minuten is het eten er. Oké dan... Daarna gaan we omhoog, de Fransen voorop. Die grote groep Fransen heeft iets hoger gegeten, zij gaan net weer op pad als wij langskomen. Ook de Kiwi dame is weer onderweg, we halen haar al snel in. De drie Australiërs zitten achter ons, de Engelse ook, zij wilde nog even uitbuiken.
We gaan gestaag omhoog. Utar heeft een lekker tempo dat Marcelin goed kan volgen. Omhoog en omhoog. In de verte ligt Tatopani, nog een uur schatten we, meer zegt Utar. Na een uur en tien minuten zijn we boven in het dorpje, bij Hot Springs Lodge. Er staat een grote gebedsvlag naast, twee kinderen zijn heel nieuwsgierig.
Naast de lodge zijn de warme bronnen. Wauw wat is dat tof! Drie "baden" van vijf bij vijf meter zijn gevuld met heet water uit de muur. De middelste is te heet, de buitenste twee zijn oké. We gaan er allemaal in, in onderbroek en voor de vrouwen ook een t-shirt. De gidsen en dragers zijn er ook, de Kiwi mevrouw ontdooit van het warme water. Naast de baden zijn twee buizen waar iets minder warm water uit komt, en waar je je kan wassen. Dat moet ook wel vanwege de modder in de baden, je kan je benen niet zien onder water.
Terug bij de lodge spoelt Marcelin haar kleren uit. Ze voelt zich schoon en heel lekker. Hans is ook schoon, hij hield het uiteraard wat minder lang uit maar genoot ook. Ook Utar zat in zijn onderbroek in het bad en is weer helemaal schoon. Daarvoor had hij zijn was al gedaan. Hij is echt schoon en netjes. Hans en Utar gaan dan aan de Mustang koffie (water met oploskoffie, raksi en boter) en Marcelin houdt het bij thee. Hoewel ze best een scheut rum zou lusten...
We zitten buiten met Lone, de Francaise, en haar vriend en Zoe, de Engelse. Hun gidsen zijn ook leuk, vooral die van de Fransen. Hij komt uit Thulo Syabru, is slim, leert Frans en vindt politiek maar niks. Hun drager is sjamaan, een oudere man. Heel prettig. Volgens ons snapt hij heel veel Engels. Utar vindt het wel gezellig met hen en wij ook dus dat komt goed uit. Er wordt weer gekaart, gezellig. De kachel in onze "daining hall" brandt, het is warm en heel, heel aangenaam.
We hebben een super leuke dag gehad, heerlijk gelopen en Marcelin heeft geen hoofdpijn. Wat een genot, zo'n dag. De was hangt op een lijntje boven de kachel, in de keuken wordt onze dal baath klaargemaakt.
19 oktober, Tuman, 2360 meter hoog. 6:06 uur onderweg, hoogste punt 3255 meter. 945 meter dalen en 695 meter klimmen.
Hoe was het ook al weer... We verlaten de lodge in ganzenpas. Bujung en de Fransen en drager voorop, dan wij. We lopen langs de hot springs waar veel mensen zich aan het wassen zijn. In de dichte mist zijn de dampen van het hete water nog vreemder, we zien de lichamen maar net. Er zijn geen toeristen nu, alleen locals.
We zijn niet heel vroeg op stap, vanwege het pokken-weer had niemand haast. Het heeft vanaf gisterenavond geregend tot vanochtend om een uur of vijf of zes. En nu mist het. Af en toe zien we een stukje berg, of wat bomen. Maar meestal is de mist dik en dicht. Balen want juist vandaag zouden we al die mooie uitzichten hebben. Wie weet klaart het op...
Wij gaan met enige vertraging dus toch op pad. Zoe loopt met gids Neema achter ons, maar die haalt ons wel in, ze is supersnel omhoog. We klimmen heel geleidelijk eerst. Goed om de spieren op te warmen. Daarna wordt het steil, door bos omhoog. We zien apen, wauw.
Verder omhoog, hot aan een hutje waar we thee drinken en opwarmen bij het vuur. Marcelin heeft haar jas wel uit inmiddels, lopen houdt haar warm, maar na even stilzitten buiten was ze verkleumd. Het is een graad of vijftien. En we gaan verder omhoog, tot aan Nogthaki. Vlak voor het dorp (nou ja, een paar huizen) komen we op een vlakte waar koeien grazen. We zien Langtang Lirung tussen de wolken door. Lunchtime, dit keer duurt het maar twee uur. We bezoeken in tussentijd een gompaatje, vervallen en wel, het staat tussen de vernielde huizen. Prachtige boeddha beelden, deels nog mooi geverfd en deels totaal vervallen. Zonder hoofd. Er is geen lama meer in dit dorp dus wordt er niets meer aan de gompa gedaan.
We eten en beginnen dan aan een knieën brekende afdaling. Achthonderd meter naar beneden, en dan zijn we op 2300 meter hoogte.. Nog maar zeshonderd meter boven de rivier. Bujung heeft voor ons en Zoe ook een kamer gereserveerd in een guesthouse in Tuman. We weten alleen niet welke en mogen dus wachten bij de police checkpost aan de rand van het dorp tot Utar ons meer duidelijkheid kan geven. Omhoog is Marcelin niet heel snel, maar naar beneden wel. Het ging heerlijk. Een stukje was erg steil en glad, Marcelin glibberde een paar keer maar is niet gevallen. Hans glibberde ook wat maar bleef keurig overeind. Het is jammer dat de lucht nu weer helemaal betrokken is. Het is wel droog en het mist niet, dus we kunnen de overkant van deze vallei en ons doel van morgen zien liggen.
Hoewel we nog wel graag verder willen, en misschien kan het ook best. Dan is morgen wel een heel lange dag maar dat moet kunnen, of niet? Daar moeten we het nog maar even over hebben.
We zitten in de diningroom. Thibaut, Laure, Zoe en Bujung zitten te kaarten. Tegenover ons zitten twee Israëli en hun gids. Ze hebben net popcorn en soep gekregen. De gids heeft dreadlocks en dat is ongebruikelijk voor een Nepalees. De Israëlische man leest Touching the void van Joe Simpson.
De gidsen lopen wat in en uit, het is hier inmiddels aangenaam warm met de kachel aan. Jammer dat de deur open staat, Nepalezen en een deur dicht doen is echt een hopeloos verhaal. Het regent buiten, alweer, en hard ook. Zou er veel sneeuw zijn gevallen hogerop? Wij zullen het wel horen later, en zien in het Annapurna-gebied waar we straks heen gaan. Wij lopen nog twee dagen hierna, daarna nog een dag met de bus.
20 oktober, Sherpagoan, 2590 meter hoog. 8:32 uur, 1125 meter klimmen en 1405 meter dalen.
Sherpagoan? Daar zouden we toch niet naar toe gaan? Die beslissing namen we gisteren, vandaag liep het anders.
Het was een onrustige nacht. Het duurde lang voor het stil was en er ook niet meer tegen de slaapkamerwanden geduwd werd. We slapen toch lekker en zes uur zijn we wel weer wakker van de anderen die opstaan. Het ontbijt bestaat uit een halfgare kaaspannenkoek. En om 7.40 uur lopen we. We dalen af, door het bos naar de rivier. We halen de Jordaniers (jawel!) in. Het is een leuk stel, ze hebben een keukenteam mee. En hij heeft een prachtige retro fototoestelhoes. Binnen een uur staan we op de lange hangbrug. Aan de overkant rusten we even. Marcelin heeft toch wel de pee er in: weer een korte dag vandaag. Na een kopje thee voor Hans klimmen we weer omhoog. Utar heeft door dat Marcelin niet goed in haar vel zit en doet zijn best haar met alles te helpen. Aj, dat valt natuurlijk niet goed. Dan vraagt hij of didi niet door wil lopen naar Sherpagoan. Dat is wel een "very long day" maar als ze daarmee gelukkig is...
Ja dus! En Hans ook. Dat is dan afgesproken. We klimmen in vijftig minuten naar de lodge waar we zouden lunchen, drinker er thee en gaan weer. We zeggen de drager van de Fransen gedag en vragen hem iedereen de groeten te doen. Dan klimmen we weer en dat gaat lekker. Utar heeft een hogere versnelling gevonden en wij gaan mee. In rap tempo klimmen we door het bos naar Bhiding, waar we zouden overnachten. We doen er vijfenvijftig minuten over, dat is dus veel sneller dan de ons beloofde anderhalf uur. Op een mooi plekje bij een teahouse bestellen we dal baath. Er wordt meteen druk gekookt. Wij kijken de vallei in en zien Tunam liggen. Helaas komen de wolken er ook weer aan. Het koken gaat vlot. We zitten binnen een uur aan tafel waar ook een Amerikaanse aanschuift. Ze is hier vijf maanden en doet onderzoek voor haar studie antropologie.
Zodra de dal baath op is gaan we weer. We klimmen verder en zien "onze groep" niet ver van ons onder een boom zitten. We zwaaien en gaan. Omhoog. We klimmen door een dorp met lodges, huizen en een gompa en mogen dan door het bos verder omhoog. Oh ja: bij de lunch plukte Hans een bloedzuiger van zijn been. Dat bloedt best lang door. De pijpen zitten, ondanks de attente verzorging van dokter Utar, onder het bloed. Bah.
We rusten weinig en als we dat doen, doen we het kort. We klimmen maar door. Ineens zien we zwijnen. Wouw. Utar is razend enthousiast. We zagen al wel omgewroete aarde, wisten wij veel dat hier ook zwijnen zijn?
En we klimmen door. In het bos, het tempo zakt, we worden moe. Eindelijk is daar een pas, op 2750 meter hoogte. Veel hoger dan we dachten. Helaas hebben we geen uitzicht: de wolken zijn er al even.
Hierna is het Nepali flat. We zien heel veel apen op een rots en hervinden een lekker tempo. Het is nog anderhalf uur zei Utar.
We halen een grote ezelkaravaan in. Voor een brug is er veel lading van de ezels afgehaald, anders zijn ze te breed voor de brug. We passeren de ezels, lastig is dat, maar het gaat goed. We zien Sherpagoan dan al liggen.
Ja hoor: vier uur zijn we er. In anderhalf uur, zoals door Utar beloofd. Hij regelt een visitekaartje bij een vrouw die rookt. Dat roken vindt hij maar niets, dat horen vrouwen niet te doen vindt hij. We gaan naar Namaste lodge, die vinden we in vijf minuten.
Er is verder niemand in de lodge. De eigenaar is aardig en nieuwsgierig: waar komen we vandaan, wat hebben we gelopen, wat vindt Utar van de route en dorpen. De dal baath is al om tien voor zes klaar, we gaan vast eten. Dai heeft het bord keurig opgemaakt en het is heerlijk. Hans en Utar dronken een mustang koffie bij het eten, en vooruit, delen er ook nog eentje. Nog een kop thee en om half zeven naar bed. We schrijven nog, plassen en lezen. Ook Utar ligt er om zeven uur in. Heerlijk zeg, zo'n lange dag!
Beetje jammer dat slapen voor Marcelin niet lukt. Utar krijgt telefoon, Hans ligt een zeehond na te doen, Marcelin is onrustig en vindt het matras erg hard. Maar ach, het is hier mooi, binnen is het warm en droog. Buiten regent het weer, om een uur of acht gaat Marcelin de was en schoenen nog even binnen halen.
Syabru Besi, 12,6 km, 5:58 uur onderweg. 1375 meter dalen en 315 meter klimmen.
's Ochtends is het helder. Bleu sky voor het eerst in weken. We eten een halfgare pannenkoek en een ei en al voor haf acht zijn we onderweg. Omlaag vandaag, maar natuurlijk eerst Nepali flat. Op en af, met de stramme benen. We zien de rivier onder ons maar af en toe, het is vreselijk steil en heel begroeid. Op een uitstekende rots zit een groep apen te eten. Wel twintig stuks. Ze houden ons in de gaten maar gaan niet weg. Op en af. Tot aan Rimche, we lopen door, het is fris en in de schaduw zitten is niet fijn. Dalen nu. Steil omlaag. Vlak voor Bamboo Lodge gaan we de rivier over. Bij Bamboo Lodge is zon, en we drinken thee. Een groep Fransen irriteert Marcelin al vanaf Rimche, waar ze het hele pad blokkeerden. Nu mag iedereen toekijken hoe er geknuffeld en gekust wordt. Hun gids is ook vervelend, hij regelt wel drinken voor zichzelf en niet voor zijn klanten. Eikel. We halen ze in, met moeite want zelfs als je vraagt of ze aan de kant willen snappen ze het niet. Een meisje botst bijna tegen een drager die omhoog komt, ze wordt teruggeroepen door haar gids. Wij gaan braaf aan de kant voor elke porter die omhoog komt, dat moet ook van Utar.
Bij een omgevallen boom is een opstopping. Het is druk op de gewone Langtang route. We eten in Pahare Hotel, wat veel mensen hier! Wij zijn er vijf jaar geleden ook geweest. We gaan niet omhoog naar Thulo Syabru, we vervolgen ons pad naar Syabru Besi. Hier is het wel rustig op een Nepalees in een walm tijgerbalsem na. Dit is uitlopen.
In Syabru gaan we naar dezelfde lodge. Douchen! Oh nee, eerst drinken! Koude cola, hoera!
Vandaag was het mooi weer, dat hadden we de hele trekking wel gewild. Toch een beetje jammer, al die regen en wolken en mist. Hopelijk blijft het nu goed en kunnen we in de Annapurna wel gaan genieten van de uitzichten.
We hebben het nog over kinderarbeid. Is het zo erg dat het meisje van twaalf van dit gezin meehelpt in de lodge? Of die van vijf jaar of acht jaar, die trots koffie bracht aan Utar bij Bamboo Lodge? Omdat we in het westen niet meer thuis werken zijn familiebedrijven ook niet meer gewoon en werken de kinderen niet meer mee. Wij wel vroeger, Marcelin vouwde en niette bijvoorbeeld liturgieën, nam de telefoon aan, maar zette ook koffie voor haar vader. Kinderarbeid is pas erg als het school verdringt, als het slavernij is, als niet werken ook geen eten betekent.
Deze lodge is gemoedelijk. We zijn nu nog de enigen, het is 15.37 uur dus wie weet komen er nog bussen uit Kathmandu. De baas van de lodge jaagt een stier weg die de bloemen op wil eten. Een busboy staat zijn bus grondig schoon te maken. Toeristen lopen af en aan, onze Jordaniërs zijn ook gearriveerd, hij maakt een dansje voor ons om te laten zien dat zijn knieën weer oké zijn.
Om 17.00 uur mogen we van Utar aan de mustang koffie en het bier. Hoera, we hebben wel wat te vieren!