Zomaar de Manaslu Round!
Zomaar de Manaslu Round!
Het heeft wat hoor, die eerste dagen terug van trekking. Dan ineens ben je je zo bewust van alle luxe. Dagen lang geniet ik volop van een warme douche. Als tenminste de zon geschenen heeft en het water inderdaad warm is. Ik was mijn haren een keer of drie, of iets dat op haren lijkt. Het lijkt wel touw en het stof en vettigheid van de afgelopen twee weken heeft zich er in vastgezogen. Ik geniet van een scheerbeurt, joh, zo is het om niet meer dat gekriebel aan je huid te hebben. Ik geniet van een goed bed i.p.v. een plank of betonnen geval dat matras heet, geniet van filterkoffie of zelfs cappuccino, van bier en pizza. En van uitrusten en terugkijken op een fantastische tijd.
Natuurlijk wilde ik, toen ik naar Nepal afreisde, een trekking doen. Maar wat, ja, dat was ongewis. Ik heb met Marcelin en ook alleen al best veel gelopen en ik dubde wat af: iets bij Peake Peak en daar een nieuwe route verkennen, of van Jiri naar Lukla om iets aan elkaar te knopen, of iets uitdagend nieuws als Kanjenjunga. Maar ineens deed zich een kans voor: Manaslu Round! Dat kwam zo: Ludmilla wilde deze lopen. Voor deze route heb je een groeps-vergunning nodig en mijn paspoort ging mee voor de aanvraag van een tweepersoons-vergunning. Martine stelde voor haar te vragen of ik mee mag: volgens mijn paspoort ging ik toch al!. En jawel: van Ludmilla mocht ik mee! Daar was ik enorm blij mee, want het is een snoepje van een trekking en een heel bijzonder gebied. En omdat ik de Tzum Valley nog niet ken, die vanaf de Manaslu Trail verkend kan worden, stelde Lobsang voor de route met één dag te verlengen om zo met wat aanpassingen in het schema de tijd te hebben voor deze vallei. Ludmilla zag het zitten, ik ook, dus kon de boel geregeld worden!
Ludmilla en ik hadden elkaar een keer thuis ontmoet toen ze meer wilde weten over bepaalde trekkings, en Marcelin hier vanuit Sherpaland meer over vertelde. Dat maakte voor haar makkelijker om mij met haar mee te laten lopen. En voor mij was het hierdoor uiteraard ook makkelijker: we wisten van elkaar dat tempo ondergeschikt is aan genieten en foto's maken. Dat plezier boven prestatie gaat en het goed houden van relaties boven "het eerste boven zijn" gaat. We hadden er dus allebei vertrouwen in om elkaar niet van de berg te gooien en dat we goed samen konden optrekken. En zo pakte het ook nog eens uit.
En zo regelde Lobsang na Tihar (het lichtjesfeest) alle vergunningen, de laatste vergunningen werden per mail nagestuurd en ter plekke afgedrukt. Wij konden van start! Zo vertrokken wij dus, met gids Bhim en drager Tej in de jeep naar Machha Khola. Die reis verliep best vlot. Het eerste deel richting Pokhara, waarbij we een voor mij nieuwe route namen om zo de drukke pas net buiten Kathmandu te ontlopen. Daarna rechtsaf naar Dhading en vervolgens over de bergweg naar Machha Khola. De stappenteller van Ludmilla maakt overuren, we zijn kilo's kwijt geraakt de laatste kilometers. We hobbelen en bobbelen over de, soort van, weg. De jeep vertoont wat kuren, de versnelling doet het niet of nauwelijks. Schakelen wil eigenlijk niet meer. We kijken elkaar aan maar als je niets hardop zegt is het er ook niet en we komen toch alsnog op onze eindbestemming.
Gids Bhim ken ik al een tijdje, vanaf 2008 toen we in het guesthouse van Lobsang en Martine binnenstapten. Hij ging hij mee op trekking naar, jawel, Manaslu als kok (het was toen nog een tenttrek) en hij ging ook met ons mee als kok in 2010, 2011 en 2015 bij een tenttrekking. Hij kent mij door en door: hij weet precies waar ik haper, wat ik spannend vind tijdens het lopen en waar ik gewoon helemaal los op ga. Buiten het trekking-gebeuren zien we elkaar ieder jaar een paar keer bij hem thuis. Het voelt als een oom en neefje relatie, al hebben we genetisch natuurlijk helemaal niets met elkaar gemeen.
Manaslu liepen we dus ook samen, in 2009. Dat is heel lang geleden. Toen ging er nog een grote ploeg mee en sliepen we in tenten, nu zijn er "guesthouses" onderweg. Er zal heel veel veranderd zijn en het is leuk om dit samen te beleven. De eerste veranderingen zitten al in de startplek. Toen bereikten we Machha Khola na een dag of vier of vijf lopen na de start van de trekking, nu beginnen we er omdat je inmiddels via een weg (oh ja, soort van weg zei ik) zo noordelijk komen kan.
De eerste dag lopen we een stuk over de nieuwe weg. Dat is verre van geasfalteerd en zit vol blokkades, waar geen bus voorbij kan. Er rijdt een enkele jeep en motor, dat is het wel. Soms is er een afsteker en lopen we over hangbruggen en smalle paadjes naar dorpjes toe. Eén van die dorpjes is Tato Pani. "Warm water" betekent het, en inderdaad is er (nog steeds) een warm waterbron. Er zijn bassins gemaakt en het warme water stroomt uit een pijp het bad in. Ik waste er mijn haren vijftien jaar geleden, nu zijn er dragers van andere groepen aan de beurt.
Het is best druk, maar het verspreid toch ook wel weer onderweg. Maar het lijkt wel of door de festivals ook de trekkings stilgelegen hebben en nu het gewone leven weer begint, ook al die trekkings tegelijkertijd weer op gang komen. Niet ver van Tato Pani gaan we de rivier over en over de oude trail naar Dophan. Vanaf hier liep het pad vroeger door de rivierbedding, nu is er een lange brug tegen de bergwand geplakt, wat een spektakel! Eenmaal voor een volgende brug moeten we wachten tot een kudde van 360 schapen ons is gepasseerd. De herders zijn nog echte nomaden, ze hebben de tenten in mandjes op hun rug.
Na nog een dag op de Manaslu Trail slaan we rechtsaf en trekken de Tzum Valley in. Deze vallei is sinds 2008 opengesteld voor toeristen. Het is een groot boeddhistisch gebied: er zijn heel veel tempels, kloosters, meditatiegrotten, mani-muren, chortens en gebedsvlaggen. Het is een prachtig beeld, al deze boeddhistische kenmerken in het landschap. We kijken hier tegen Ganesh Himal aan, een gebergte met toppen van boven de 7500 meter. Vanaf het dakterras van the Valley Guesthouse in Kathmandu kan je bij helder weer een top van deze berg zien, het is zo bijzonder om nu aan de andere kant van dit bergmassief te lopen. De witte toppen steken tegen de strakblauwe lucht af, we boffen met dit weer zeg! En wat is het toch mooi hier. We wandelen door land- en akkerbouw, de apen rapen de vergeten aardappelen van de akkers. We lopen langs kolkende rivieren en over vlaktes met zicht op die machtige bergen naar de verschillende dorpjes met hun tempels. Ook lopen we delen door het bos, haarspelbochten omhoog, gelukkig zijn er weinig trappen. Chhule op 3350 meter hoogte is het meest noordelijke dorpje in de vallei dat we aandoen. Eigenlijk wil ik nog naar Mu Gompa, maar daar hebben we niet de tijd voor. Ik overleg nog wel met Bhim en onderzoek mogelijkheden, maar kom er ook snel genoeg op terug. Want dat kan misschien wel maar dan wordt het rennen en wellicht te zwaar, en is er ook geen tijd om te genieten. En laat het daar nou net om gaan zeg!
We lopen een iets ander pad terug. Daarbij passeren we een gloednieuwe stoepa. Vooral de op water aangedreven gebedsmolens maken indruk op me. Aan de nieuwe chortens wordt nog gewerkt. En dat allemaal tegen die machtige bergen aan, wat een mooi plekje is dit! Iets verder is een nieuw nonnenklooster. Hier wordt nog gewerkt aan een stoepa, de nonnen leven hier al wel. Een non luidt een bel, een andere non voert daarna de kraaien. Wij lopen door naar Chumling, best een lange en pittige dag. De reservering die Bhim maakte is vergeten, we kunnen toch nog terecht in de gidsenkamers. De gidsen slapen daarom in tenten, en de dragers in de overgebleven tenten en in de eetkamer. Het is er druk en overvol, de dragers hebben raksi (de lokale sterke drank) en zingen en trommelen tot laat. Je moet wat, als je slecht en laat te eten krijgt en moet wachten tot er een slaapplek voor je is: ze maken er wel wat van.
We zwerven drie en halve dag door de vallei en ik beloof mezelf hier nog eens terug te komen en dan een week uit te trekken. Van Chumling lopen we naar Deng, dat aan de Manaslu Trail ligt. Hier zijn weer meer toeristen en de lodge waar we slapen is heel gezellig. Er staan vilten bloemetjes op tafel, er hangen mooie posters aan de wand en het eten is er heel erg lekker. We zitten inmiddels helemaal in het trekking-ritme. 6.15 uur zijn we wel uitgeslapen, om 6.45 drink in mijn ene kopje oploskoffie en daarna gaan we aan de thee. 7 uur ontbijten we, tussen half acht en kwart voor acht gaan we lopen. In de ochtend drinken we ergens één of twee kopjes muntthee, ergens tussen 11.30 en 12.30 uur gaan we lunchen. 's Middags drinken we nog ergens thee en om een uur of vier zijn we meestal wel op de eindbestemming van die dag. Dan drinken we thee, veel thee en om 18 uur wordt er gegeten. Om 19.30 uur gaan we naar bed, lezen nog even en vallen in slaap. En repeat.
De dagen hierna lopen we langzaam de kloof uit. Langs de kolkende rivier, met af en toe uitzicht op Ganesh Himal en langs af en toe een dorpje. De dagen zijn vanaf Namrung minder lang, we zijn er met de lunch al, ook wel lekker. Want de eerste week was behoorlijk aanpoten en we willen ook wel wat herstellen voor we de pas over mogen. En we hebben zo de tijd om Lho te bekijken. Het klooster en de tempel liggen mooi op een heuvel voor de gigantische berg: Manaslu! Daar is ie dan, in volle glorie. Manaslu is één van de veertien achtduizenders en wat een prachtige berg is het toch. We kijken hoe de zon ondergaat en de gigant nog even beschijnt, we kijken hoe de zon opkomt en de berg goud kleurt. Wouw. In Samdo nemen we een rustdag en gaan nog een stukje hoger om het lichaam aan de hoogte te laten wennen. Hier, om 3500 meter, gebeurt het. Hier merkt het lijf dat er weinig zuurstof is en dat er iets gebeuren moet. Het gaat vanzelf extra rode bloedlichaampjes aanmaken om zuurstof te kunnen transporteren. We blijven dus een extra dag op deze hoogte om dit proces de tijd te geven. Daarbij gaan we nog even iets hoger, naar een mooi gletsjermeer waar we het hoogste steenmannetje van allemaal bouwen en slapen weer om 3500 meter hoogte.
We trekken door naar Samagoan, Bhim en ik verbazen ons over hoe groot de dorpen geworden zijn. Er zijn in 15 jaar zoveel lodges gebouwd, niet normaal joh! En na nog een half dagje wandelen zijn we in Dharamsala (4460). Hier zijn inmiddels vier lodges. Er zijn alleen maar vier of vijfpersoonskamers. Een soort van zeecontainers, met matrassen op de grond. Er worden per kamer vier of vijf mensen in gestouwd, dan wordt de volgende container geopend. Wij hebben hier absoluut helemaal geen zin in, tot onze grote vreugde mogen we allebei een tweepersoons tent. Heerlijk: je eigen stinksokken, je eigen gesnurk, en geen gedoe om er uit te gaan om te plassen. Om 3 uur al staan we op en om 4 uur zijn we aan het lopen. Het vriest een graad of vijftien, vanmorgen was het min vijf in de tent. In het donker, met de koplampjes op, klimmen we gestaag omhoog. Het maantje schijnt ons bij en om 5.30 uur "daagt het in het oosten". Het is bijna magisch te noemen. De klim is pittig. We lopen op de morene van de gletsjer en er ligt geen sneeuw. Dat betekent dat de stenen bloot liggen en dat maakt het lopen lastig. Je rolt er af, het is zoeken waar je je voeten neerzet, het is heel inspannend lopen. Om een uur of elf zijn we er dan: op de Larkya La! 5106 meter hoog volgens het bord. Dat is echt wel heel hoog. Het lijf schreeuwt om zuurstof en de benen zijn het klimmen zat. Toch is er een soort euforie: we hebben het maar mooi geflikt! Bhim en ik hangen de gebedsvlaggetjes op, denken aan de mensen die er niet meer zijn en voordat de nare wind opsteekt dalen we af. Ik herinner me dat het eerste stuk heel steil is en ijzig glad. Nu ligt er geen sneeuw, dus glad is het niet, en we dalen in een lekker tempo. Halverwege zijn drie lodges gebouwd, we lunchen er en kunnen zo die laatste 750 meter nog wel afdalen naar Bhimtang. Ook dit dorp is uit zijn voegen gebarsten, wat zijn er toch veel overnachtingsplekken! Wij slapen bij de nicht van Muna, hier stond onze tent in 2009. Muna was de gids die toen met ons mee was. Marcelin heeft foto's van ons fotoboek van toen opgestuurd, ik laat het aan de didi zien en ben vervolgens een half uur mijn telefoon kwijt. Ze laat de hele buurt zien hoe het er toen uit zag en hoe alles nu veranderd is. Ondertussen kom ik bij in de keuken waar een vuurtje brandt. Bhim, Tej en ik eten aardappels met een pittig sausje en ik drink de hele pot thee leeg. Zo rust ik een beetje uit, want pittig was het wel. Vier uur op pad, tien voor drie waren we hier.
En dan gaat het ineens heel hard, de trekking is na het hoogtepunt ook ineens bijna voorbij. We dalen af naar Tilje (2300) waar we ons feestje vieren. Tej laat zijn foto's zien die hij op zijn compact camera heeft staan, van deze trekking, maar ook van zijn familie en de fishfarm in Maleisië waar hij gewerkt heeft. We halen de herinneringen van deze trekking op, drinken bier en raksi, eten pocorn en patatjes, kijken hoe de kip geslacht wordt en eten nog een laatste keer met elkaar. Dal bath met kip voor mij. Aan de andere kant van de rivier is een heus parkeerterrein. Onze jeep staat daar en we rijden hiermee terug naar Kathmandu. We zijn 13 uur onderweg, echt vreselijk lang en helemaal ontaard stappen we bij het guesthouse uit. Lobsang heeft een warme douche voor ons en het bier smaakt daarna echt fantastisch goed. Goed er weer te zijn, goed te genieten van alle luxe en je hiervan ineens weer heel bewust van te zijn, en goed wat we geflikt hebben. En wat was het goed en mooi!
Ik loop maar weer eens een rondje om de stoepa. Wat ben ik blij dat mijn knie het zo goed gehouden heeft tijdens de trekking! Lopen ging echt perfect, stil zitten en slapen minder. Maar dat zijn echt twee totaal overschatte zaken. Ha, daar is Caravan, tijd voor een cappuccino met een stukje worteltaart. Dat mag, er is zes kilo af. We verbruikten zo'n 4500 kilocalorieën per dag, dat compenseer je niet op de berg. Heerlijk, die luxe, maar één ding weet ik zeker: volgend jaar wil ik weer!