Trekking in the Ruby Valley

03-11-2023

Trekking in de Ruby Valley

In Nepal gaat het vaak anders dan gepland en daarom is een beetje flexibiliteit gewenst. Tenminste, als je een leuke vakantie hebben wil.

Die flexibiliteit kon ik opbrengen: na heel veel dubben over welke trekking, met wie en wanneer besluit ik om dan toch een nieuwe route te verkennen samen met Raju. We gaan op zondag, zeven dagen lang. Ik pak snel mijn spullen want zondag is morgen al…

Het is Dashain, een festival of feest in Nepal. Driekwart van de inwoners van Nepal, gok ik, bezoekt familie. Het is een grote uittocht van brommers, motoren, bussen, vrachtauto's en auto's, iedereen wil de stad uit en naar de geboortestreek waar alle familie blij elkaar komt. De bussen zitten vol, ook de bus die Raju en ik wilden nemen. Lobsang regelt snel een jeep, we kunnen dan alsnog naar Syabru Bensi vertrekken. Daar doen we maar 5 uur over. Een Nederlands record denk ik, we nemen dan ook alle denkbare binnenbochten, snijden stukken af en we rijden meer rechts dan links. In Syabru lijkt het best druk te zijn, er zijn veel westerse toeristen, maar ook veel Nepalezen. Met Dashain hebben die de tijd hun land te ontdekken, en nu er ook een klasse ontstaat die er geld voor heeft, trekken er steeds meer Nepalezen op uit. En omdat Syabru Bensi zowel een beginpunt als eindpunt van een wandelroute is komen er extra veel mensen. Toch vinden we er een rustig plekje. Zonder Nepalezen met enorme geluidsboxen of een gitaar en een heleboel drank. Maar wel met een goed bed en een prima maaltijd.

De komende dagen lopen we de "Ruby Valley Trek". Een heel groot deel hebben Marcelin en ik al gelopen, in 2017. Toen hadden we een groot team mee met tenten en liepen we deze route die ook wel "Ganesh Himal" genoemd wordt. Raju en ik willen nu verkennen of er voldoende en ook goede overnachtingsmogelijkheden zijn, zodat deze tocht ook met alleen een gids en drager gelopen kan worden.

De eerste wandeldag lopen we naar Katlang. Het is precies dezelfde route als van de tocht "Langtang off the beaten Trail", die we in 2013 liepen en ook met onze tocht in 2017 liepen we een groot deel hiervan. Maar voor we goed en wel beginnen, hebben we gedoe met een politieagent. Die wil een "TIMS-kaart" zien. Dat is een identificatiekaart, uitgegeven door de organisatie TAAN. De TAAN probeert o.a. de wandelpaden te onderhouden en de natuurgebieden te beschermen. Die heeft de TIMS-kaart min of meer afgeschaft. Bij de controle- en inschrijfposten van de TAAN bij de ingang van nationale parken is een TIMS-kaart niet meer nodig. De politie heeft mijn paspoortnummer genoteerd en ik snap dus niet waarom ze nog een TIMS-kaart willen zien. De agent moet van zijn baas het nummer van de kaart registreren en we zitten een half uur te discussiëren. Die discussie ga ik niet winnen weet ik en mijn belofte dat Sherpaland mijn TIMS-kaart zal appen doet de deur uiteindelijk open. Ik heb de komende dagen niet of nauwelijks bereik, die TIMS-kaart wordt dus ook nooit meer verzonden….

Ja, nu mogen we! We klimmen loeisteil omhoog, anderhalf uur later staan we op een pasje. De ruggen zijn nat en het zweet loopt in de ogen, best een inspannend stukje wel. Er is een teashop, we drinken thee en lopen verder over een zandweg. Het is hier niet druk, er komt helemaal niets aan gemotoriseerd verkeer voorbij. Bij een heel klein dorpje is een homestay. Hier lunchten we in 2013 en dat doen wij nu ook weer. Het uitzicht is er waanzinnig mooi, de lucht is blauw, het weer is goed en de dal bath is heerlijk.

We lopen het laatste stukje licht stijgend over de weg naar Katlang. Het laatste stuk dalen we. Het dorp is met de aardbeving in 2015 enorm beschadigd. Er staan nog enkele metalen noodwoningen, het meeste is inmiddels herbouwd. De huizen vind ik mooi, met hun houtsnijwerk in de ramen en deuren, de veranda vol met te drogen maïs en met kleding, kippen en spullen. De daken zijn zwart van de rook van de kookvuren. De chortens hebben de aardbeving overleefd, deze boeddhistische torens staan her en der in het dorp. De gebedsvlaggen wapperen, mooi hoor.

We slapen in een heel eenvoudig hotel. Maar de hurk-wc is schoon en de bedden ook, het eten is prima. We zagen vijf Franse toeristen onderweg en een Hollander. Dat was het en dat is een groot contrast met het gebeid "Langtang" iets verderop, waar het heel druk schijnt te zijn.

De dag erna lopen we naar Somdang, een heel klein dorpje in een kloof aan de rivier. Eerst klimmen we omhoog naar Katlang Gompa. We volgen de chortens naar de nederzetting bij het heilige meer. Zowel hindoes als boeddhisten komen hier voor de verering van het meer. Naast het meer is een bad waar 108 kranen in de muur bevestigd zijn. 108 is het heilige getal, dat je hier veelvuldig tegenkomt. Er staat een hindoeïstisch tempeltje in de buurt en ook een boeddhistische tempel. Alles is hersteld nu na de aardbeving, en er is een aantal home-stays gebouwd om de pelgrims en ook westerse toeristen te kunnen herbergen. Wij lopen door, een stukje over de weg die er in 2017 nog niet was. We klimmen, nemen shortcuts waar mogelijk, en klimmen over een trap naar een nederzetting waar een aantal hutjes staan. In het seizoen wonen hier mensen die hun koeien en geiten op de vlakte laten grazen. Als het kouder wordt trekken ze weer naar lager gelegen gebieden. Bij één van die hutjes drink ik thee, Raju durft een dal bath aan. We klimmen en klimmen, door een bos waar een aantal jaren geleden een flinke brand gewoed heeft, naar de pas op 3900 meter hoogte. Ik vind het nog een hele toer die pas te nemen, ik voel me wat kortademig en kom maar moeizaam vooruit. Maar ik haal het, en ben blij dat ik dan weer naar beneden mag. Dat doen we over een heleboel shortcuts waarbij we de nieuwe weg steeds kruisen. De laatste drie kilometer lopen we dalend over de weg, een pad is er niet meer. Verkeer overigens ook niet. Maar het blijft lang: de spieren zijn het zat, de maag wil voer en het hoofd wil er gewoonweg zijn.

In Somdang is een home-stay. Ik verbaas me over de luxe: goede matrassen die zo nieuw zijn dat het plastic er nog omheen zit, dekbedden met naar wasmiddel ruikende dekbedovertrekken en een schone wc. En lekker eten.

Ik ben moe, er was niet een mogelijkheid om te lunchen onderweg. Een volgend keer moet er een lunch mee, dat is wel duidelijk. Ik eet een noedelsoep met een gekookt ei, 's avonds eet ik weer dal bath. Want veel anders is er niet…

De dagen erna zijn lang en pittig. Vooral de derde wandeldag van Somdang naar Tipling is een heel lange dag. We klimmen naar de Pansang Pas, op bijna 4000 meter hoogte. Dat was al een flinke inspanning maar de uitzichten op de hoge bergen vergoeden alles. De homestay op de pas is dicht, geen lunch dus hier, en daarna dalen we ruim 1700 meter door een heel mooi bos naar Tipling. Ik heb het dan echt wel gehad.

Het is er feest. Er is een voetbaltoernooi op een zandvlakte georganiseerd, er staan vele mensen in hun paasbest te kijken, roepen aanmoedigingen en juichen. Tussen de voetbalwedstrijden door is een stierengevecht. Twee stieren staan met de koppen en met de horens verstrengeld in elkaar tegen elkaar aan. Er gebeurt bitter weinig, tot ze een beetje in beweging komen en ze zich naar de rand van het veld, en dus in de buurt van een deel van het publiek verplaatsten. Tot grote hilariteit van dat deel van het publiek. De mensen rennen weg, de stieren dansen tussen het publiek door. Even later staan de stieren broederlijk naast elkaar gras te eten. Er is kennelijk ook een winnaar: één stier doet een rondje over het voetbalveld, de eigenaar is op de schouders gehesen en wordt er achteraan gedragen. Hij is gedecoreerd met shawls en kata's en heeft er een flink bedrag verdiend begrijp ik. Zo, nu gaan we weer voetballen. En bier drinken, en chang en raksi. Terug lopen naar huis wordt zo ook een avontuur, ik hoor er 's avonds laat nog enkelen giechelend het pad afdonderen.

De vierde wandeldag is iets minder heftig. We lopen door vooral akkerbouw met die mooie hoge bergen op de achtergrond. Soms lopen we over een pad, soms over een weg. We wandelen naar Borang, een prachtig dorp. Mensen doen hun was bij de dorpspomp, er vindt een begrafenisceremonie plaats bij een groot huis. Opnieuw was er geen lunchplek onderweg, en opnieuw geniet ik van de verlate lunch en van de dal bath bij onze overnachtingsplek. Er zijn al vijf Koreanen in de homestay. Met twee Duitsers die een tenttrek deden, zijn dat de enige toeristen die we op dit deel van de route gezien hebben. Er wordt een kamer voor mij vrijgemaakt: het bed wordt van aardappels, wortels en spinazie ontdaan en opgemaakt. Ik heb wel eens betere nachten gehad. Op het zeiltje, dat tegen het plafond gespannen is, liepen dacht ik twee muizen achter elkaar aan te jagen. Toen er één naar beneden viel, 10 cm van het hoofdeinde van mijn bed, vond ik het toch wel een heel grote muis. Vooruit dan, het is een rat. Die klom weer omhoog het zeiltje op. Hmmm, dat vond ik toch geen geweldig geruststellend idee, ik ga met mijn hoofd bij het voeteneinde liggen. Liever een rat op mijn voeten dan op mijn hoofd. De vuistgrote spin zat echt daar tegen de muur, maar waar is ie nou toch? En de net bevallen hond piept met haar puppy's mee, de hele nacht net naast mijn slaapkamerdeur. De wc is aan de andere kant van de kamer en wordt 's nachts veelvuldig door de Koreanen gebruikt, die eerst een steile trap afstommelen. Het licht laat ik de hele nacht aan, ik heb het idee dat de ratten zich dan niet zo erg roeren en ik de spin kan zien aankomen.

De laatste wandeldag dalen we over de weg. We lopen en lopen, gaan door en door. Delen weg worden pad, dat loopt net iets lekkerder. Nu hebben we wel een theepauze, in een mooi theehuisje. Didi zet een thermoskan op tafel met twee mokken en stoft een rol koekjes af.

Lunchen doen we ook. De dal bath is al klaar. De kip wordt geslacht, ik zie nog net hoe de haartjes met een gasbrander van het vel verwijderd worden en hoe vervolgens de kip met een groot mes in stukken wordt gehakt. Ik denk dat het best kan, toch eet ik vegetarisch deze tocht. Ik mis het niet en die kip wordt aan het einde van de tocht de grote traktatie. Net als we het eten op hebben stopt er een truck. De laadbak zit helemaal vol met mensen, ik tel er veertig, en ook de cabine zit helemaal vol. Iedereen rolt er uit en even later is elk tafeltje bezet met etende mensen.

Wij komen na een kilometer of 20 in Dharka. Dit is het einde van de tocht. Wij kunnen geen bus vinden, we lopen dus nog maar door naar een volgend dorpje, Kintang Phedi. Hier is een homestay, maar Raju keurt hem af. Hij is na mijn verhaal over de vorige nacht kritisch geworden. Hij hoort dat de bussen vol zitten de komende dagen en regelt dat we met een jeep meekunnen vandaag. Dus zo ben je aan het lopen in het niets, en zo zit je in de jeep. We rijden over een soort van weg naar Dhading, de hoofdstad van dit gebied. Ik gok dat er zo'n 10000 mensen wonen hier. Er is een hotel, waar ook de vijf Koreanen verblijven. Het lijkt sjiek, maar eigenlijk valt het best mee. De ventilator doet het niet, het bed is hard en het dekbed krijg ik met moeite uit z'n hoes. Denk maar niet dat ik met dertig graden onder zo'n dikke deken liggen ga! De douche is koud, de tv stuk en van alle lampen doet er ééntje het. Maar: we zijn er! Het is al half ;negen, dus knap ik me snel op en trek wat schoons aan. We eten dal bath, met kip uiteraard, en dan kruip ik vermoeid het bed in. 24 km was best veel, ik voel mijn spieren weer….

We hoopten met de bus terug naar Kathmandu te kunnen. Die bussen rijden wel, maar zijn de komende drie dagen volgeboekt. Dus wordt onze reddende engel Lobsang weer gebeld. Hij stuurt een auto en zo zijn we 17.30 uur thuis. De rit was snel en hobbelig. Drie keer verwisselde ik onvrijwillig van passagiersstoel door een vreemde manoeuvre van de chauffeur, de toeter werd net zo vaak gebruikt als het gaspedaal en we reden vooral rechts, ook als er een blinde bocht was. Ik was wel heel gelukkig uit te kunnen stappen en mijn vrienden in het guesthouse te kunnen zien.

We gaan nog eens goed kijken naar de indeling van de route. Hij is misschien te lopen voor toeristen, maar dan moeten homestays op sommige plekken open zijn en moet de tocht ook uitgebreid worden naar zes of zeven wandeldagen i.p.v. de vijf die wij er over deden. Want zo was hij te zwaar. Ook voor mij, het dringt misschien niet helemaal tot me door dat ik een dagje ouder word. Een volgende keer neem ik een drager mee voor mijn spullen. De zware rugzak was één van de redenen dat het niet zo lekker ging zoals ik gewend ben. Ook was ik niet in vorm doordat ik al een maand of acht minder beweging gehad heb door een blessure die hielspoor heet. Minder beweging en meer kilo's, dat gaat vaak samen en is bij mij dus ook het geval. Maar ook krampverschijnselen en krachtverlies en minder herstelvermogen maakten de tocht zwaarder. Dat is te wijten, denk ik, aan bijverschijnselen van medicatie die ik nu twee maanden gebruik. Daar ga ik het gesprek met de arts nog wel over aan, want dat wil ik echt anders.

In Kathmandu word ik weer assistent in het guesthouse. Ik geniet hiervan, wat een leven in de brouwerij is het toch hier. En wat loopt er toch veel niet volgens planning, heerlijk!

Nu kijk ik er wel weer naar uit dat Marcelin volgende week in Kathmandu arriveert en we ergens samen een trektocht in de Himalaya gaan maken. En heel veel andere dingen die niet volgens planning verlopen.