op trekking

28-11-2017

Op trekking.

Ruim twee weken geleden was het dan weer zo ver: we gingen op trekking! Dat is iets waar ik altijd erg naar uit kijk. Lekker de bergen in, me lichamelijk vermoeien, gezellig met anderen op stap en mooie dingen zien en beleven. We gaan zestien dagen hebben we afgesproken: een tocht van veertien dagen, en twee dagen om te onderzoeken of te verdwalen als we daar zin in hebben. We gaan in het gebied Ganesh Himal lopen. Ganesh Himal is een berg van bijna 7500 meter hoog en heeft vele zijtoppen. Wij lopen er onder langs en verbinden hiermee twee routes die we ooit al eens gelopen hebben: de Manaslu Rond en Langtang. Omdat we niet verwachten dat er lodges, guesthouses of teahouses onderweg zijn, slapen we in de tent en moeten we ons eten meenemen. En daarmee is een logistiek probleem geboren.

Natuurlijk gaat er iemand mee om onze spullen te dragen. Dat zijn twee duffels vol met slaapzakken, matjes, kleding, sandalen en allerlei spullen die je maar denkt nodig te hebben gedurende twee weken. De smartphone blijft thuis want er is geen wifi onderweg. Dat is lekker: het geeft een rustgevend gevoel. Geen drang om even op facebook of op de app te kijken, ik hoef geen moeite te doen om het nieuwsoverzicht links te laten liggen en de tussenstanden van de Graafschap tegen NEC doen er niet toe. De Nepalese telefoon is wel mee want je zou maar toevallig eens bereik hebben onderweg. Dan ben je toch nog bereikbaar in noodgevallen en kunnen we nog even de laatste nieuwtjes met Lobsang en Martine uitwisselen. Naast degene die onze spullen draagt moet er ook iemand mee die onze tent draagt. En het klaptafeltje, met tafelkleedje natuurlijk, en stoeltjes. Buiten eten kan natuurlijk niet, dus moet er een eetkamer mee: de dining. Deze bungalowtent wordt naast eetkamer ook als slaapkamer voor de dragers gebruikt, hij is groot genoeg voor vier mannen, dat is handig. Fris is het dan weer niet, want na een paar dagen beginnen de onderbroeken en sokken van de dragers toch wel te ruiken, en daarmee ook de dining. We slaan de flappen van de tent 's ochtends wijd open om de best indringende geur te verdrijven. Je kan er ook een spuitbus deodorant op loslaten leren we onderweg van een drager. Praktisch, maar ook weer gewicht. Plassen en poepen kan natuurlijk niet in het openbaar, dus gaat er een toilettent mee. Er wordt een gat in de grond gehakt met een ijsbijl (die iemand dan weer dragen moet), daarover heen wordt een vrij hoge en vierkante tent opgezet zodat je privacy tijdens je grote of kleine boodschap hebt. In de tent hangt een vakje, daarin ligt het wc papier dat natuurlijk ook door iemand meegenomen wordt. Hier geen spuitbus met dennengeur, maar een laag zand over je boodschap helpt ook de stank te verminderen. Buiten staat of hangt een emmertje met een kraantje er aan, op de deksel ligt zeep en een handdoekje. Voor het ontbijt, lunch en diner kun je dus je handen wassen, en na je boodschap. Er gaat natuurlijk ook een gids mee, die de weg uitzoekt, al onze wensen aanhoort en leiding aan het team geeft. Er gaat ook een kok mee. Hij heeft een keuken nodig: koken doet hij in de keukentent. Die keukentent moet dus ook gedragen worden. Behalve koken wordt er in de kitchentent ook geslapen door vijf mannen. Lekker warm, tussen de kookspullen en in de frituurlucht. Koken gebeurt met behulp van een gasfles van een kilo of dertig als deze vol zit. Daar heb je dan ook weer een drager voor nodig. De kok hoopt met één gasfles uit te kunnen, zuinig aan dus met het gas. De dragers sprokkelen hout om de maaltijden van het team op te koken: dat scheelt in ieder geval één drager. En dan moeten de pannen, potten, borden, kopjes en bestek mee, de fluitketels en niet te vergeten de thermosfles voor de thee. Twee jongens dragen het eten voor ons: twee toeristen die zo gek zijn een tocht in de bergen te willen maken. En die gids, kok, keukenhulpen en dragers willen ook eten. Dus moeten er dragers mee om het eten van het team te dragen. En die dragers willen ook weer eten, dus moet er een drager mee om het eten te dragen van de dragers die het eten van de dragers dragen. Ben ik nog te volgen? Gelukkig wordt het geen eindeloze reeks van helpers. Er wordt zoveel mogelijk onderweg gekocht: rijst en ingrediënten voor groentecurry zijn ook in kleine dorpjes wel te vinden, en veel anders lusten ze niet.

En zo gaan we dan op pad, met z'n elven. Een gids en een kok, twee keukenhulpen, vijf dragers en wij, twee toeristen. Het keukenteam en de man met de gasfles, en in ons geval ook de jongen die onze spullen draagt, rennen vooruit. Ze dragen de spullen in een mand, met een band op hun voorhoofd. Niks een rugzak zoals wij gewend zijn, of rolkoffers. De last drukt op voorhoofd nek, de mand rust op hun rug. Om dit iets comfortabeler te maken leggen ze hun opgerolde slaapmatje tussen rug en mand. Ze zijn gewend zo en ook zoveel te dragen, al generaties lang. Soms zetten ze hun last neer om even te rusten en vaak als wij toeristen, in ons sukkelgangetje, net bij hun gekomen zijn, hijsen ze hun last weer op en rennen er vandoor. De metalen borden, pannen, fluitketels en kopjes klotsen en rammelen in de mand tegen elkaar aan, beng beng beng. Zo, die man is er weer vandoor gerend, met de drie anderen achter zich aan. De gids en kok blijven bij ons in de buurt. En soms voor ons, soms achter ons, rennen de andere drie jongens. Ze hebben lol met elkaar: ze zingen en fluiten en hebben hele gesprekken, ook op die hoogte waar ik alleen nog maar hijgen kan. Een enkele keer hebben ze de geest en blijven ze bij het keukenteam in de buurt, vooral als we bijna op de eindbestemming of op de lunchplek zijn. In het begin moeten we nog een beetje aan elkaar wennen, maar al snel lachen we met en naar elkaar en voeren gesprekjes in een mengeling van Engels en Nepalees. Niet heel diepgaand hoor: "hot hot" is al heel wat, of "up up up, mati mati, mati" begrijpen we ook van elkaar. Tjonge wat zijn ze toch sterk! Ze huppelen over die paadjes heen, het liefst op slippertjes, waar ik mijn evenwicht zoek en soms niet meer weet hoe ik omhoog komen moet. Ondanks de zware last rennen ze van me weg. Supermannen, dat zijn het. Ook onze gids en kok. Die dragen hun eigen spullen, maar daarnaast ook vaak de rijst van het team voor de komende dagen. Een drager eet een kilo rijst per dag (!), dus had onze gids Sera soms 18 kilo rijst in zijn rugzak. Dat maakt hem een machtig man, die moet je te vriend houden en niet uit het oog verliezen. De drie kilo noedels, die ze bij het ontbijt eten, wordt door een drager meegenomen...

Ik hou van de routine tijdens een trekking. 's Morgens om half zeven komt onze keukenhulp met zonnebril zijn dienblaadje met twee kopjes thee de tent in schuiven. "Goodmorning, morningtea!". We zijn dan al even wakker: de biologische wekker van Marcelin die stoelgang heet heeft ons al een half uur eerder gewekt. We zijn dan ook al aangekleed, de tanden zijn gepoetst, we zijn naar de toilettent geweest en hebben onze handen gewassen. Na de thee brengt onze man met zonnebril "washingwater": twee bakjes warm water om je gezicht even mee te wassen. Of om iets anders te wassen, als je daar behoefte aan hebt. Meestal vind ik het hier veel te koud voor. De persoonlijke verzorging laat dus wel eens te wensen over. Waar het even kan was ik mijn hoofd onder een waterval of in een rivier. En op een rustige middag, in een lager gelegen oord, wordt de dining ingericht als douche. Op tafel staat het emmertje dat met warm water gevuld is. Het kopje dient als douchekop. Zo kunnen we ons een beetje douchen, de haren wassen en alle andere plekken die anders door kleding bedekt zijn. Heerlijk! Na het "washingwater" pakken we in en om tien voor zeven halen we de buitentent van de binnentent. Op hoogte staat deze stijf van het ijs, de koudste nacht was ongeveer min tien graden. Die kan dan mooi even ontdooien of drogen. Later breken we de tent af en pakken hem in, samen met iemand van het team. Niet voor een "Sherpa-shake" heeft plaatsgevonden: de binnentent houd je boven je hoofd en schud hem uit. Zand, soms ijs en donsveren vinden hun weg naar buiten. Nu hoeft het geen officiële "Sherpa-shake" te zijn, het kan ook een "Tamang-shake" zijn als de kok, die Tamang is, de tent schudt of een "Boeren-shake" als ik het zelf doe. Daarna ontbijten we, de handen weer opwarmend, buiten of in de dining. We zitten aan tafel en op de stoeltjes. Het ontbijt is overdreven uitgebreid. Er is honing meegekomen, en pindakaas. Er staat poederchocomelk op tafel en twee soorten thee, oploskoffie en muesli. Al snel is er een thermoskan heet water en een fluitketeltje melk. Even later wordt de rest geserveerd: in het begin van de tocht is er nog brood, later alleen chapati's (een soort pannenkoek), tibetan bread (een soort van oliebol), pannenkoek, kaas en salami, omelet en gekookt ei. En pap. Niet altijd in deze volgorde en ook niet altijd alles, maar vaak wel. We krijgen een plastic zakje waar we onze lunch in doen. Ik smeer een chapati pindakaas, neem een gekookt eitje mee en we krijgen om de beurt een mars, snickers of bounty. Na het ontbijt wordt alles opgebroken en ingepakt, en om acht uur gaan we wandelen. Na een uur of drieënhalf wandelen, waarbij we af en toe kort rusten, is het tijd voor lunch. Wij worden op een kleedje gezet en ons team gaat aan het werk. Er wordt hout gesprokkeld en een vuurtje gestookt, zij koken rijst met een curry voor zichzelf. Voor ons wordt op gas water gekookt en vervolgens een sapje gemaakt. Daarna krijgen we soep en eten we onze meegebrachte lunch. En thee toe. We moeten wel even wachten tot hun eten klaar is en als het stil wordt, is het team aan het eten. Snel wordt er afgewassen en wij kunnen onze rugzakjes weer opdoen: ze halen ons wel weer in. We lopen dan nog een uur of twee of drie voor we op de kampplek komen. Daar helpen we met het opzetten van onze tent, richten deze in en worden geroepen dat de thee klaar is. Voor mij staat dan een cafe latte klaar, Marcelin krijgt de thee latte. Op tafel staat een schaal met koekjes (die we uitdelen aan de dragers), de thee staat er weer met een thermosfles heet water. Wat een verwennerij. Om zes uur worden we geroepen: soepie klaar! Bij de soep krijgen we popcorn, of kroepoek of papadan. Daarna volgt een vreselijk uitgebreide maaltijd. Bijvoorbeeld springroll (loempia) met patatjes en gekookte groenten en koolsalade. Of pizza met bami en gekookte groenten. Elke dag heeft de kok wel ergens verse groente gekocht of geplukt en gekookt, de rest komt uit de mand van de drager. Ook de macaroni, salami, spaghetti, kaas, ingrediënten voor momo's (gevulde en gestoomde deegrolletjes), en je kan het zo gek niet bedenken, net als de combinatie van de gerechten: ik zou het niet kunnen bedenken! Eén keer werd er een kip geslacht en kregen we de levertjes en kippendijtjes bij de rijst met linzensaus en groentencurry. Eigenlijk was het te gek: er werd veel te veel gekookt en dus ook veel te veel meegesjouwd. Meer dan de helft werd teruggenomen de keuken in, mijn schuldgevoel bleef op tafel hangen. Ik had al veel te veel gegeten want ik wil die jongens niet teleurstellen: heerlijk jongens! Kijk eens hoeveel ik gegeten heb! En dan nog ging er veel te veel terug. Gelukkig eten de jongens het dan zelf op, maar het schuldgevoel blijft nog even hangen. Wat dan ook nog hangen blijft is mijn buik: man, wat zit ik vol!

Na de maaltijd komt er dan ook nog een toetje, iets met fruit en vers, en vervolgens koffie, thee en chocolademelk. En dan mogen we om een uur of half acht, acht uur naar bed. Na even lezen val ik in een diepe slaap, moe van het lopen, en moet er uiteraard 's nachts weer uit om te plassen van al die thee. Vooral op hoogte, als het koud is, is dit een uitdaging. Je weet het: niet plassen levert een slapeloze nacht op, maar die warme slaapzak uit dat is ook wat. Het gekruip uit de slaapzak, schoenen aan, en dan de kou in, en dan weer terug de tent in, schoenen uit en de slaapzak in, pfff, weet je hoeveel moeite dat is! Zweet op je rug, of juist niet: kippenvel! Maar wat moet, dat moet....

De tocht is prachtig! We lopen door landbouwgebieden waar geen toerist komt, kamperen in dorpen naast een volleybalveld waar de dragers na een uitputtende werkdag nog een potje tegen het plaatselijke team spelen. De kinderen kijken wat we uitspoken, zonder dat ze bedelen zoals in toeristische gebieden wel gebeurt. We stijgen flink en kamperen daarbij op verlaten weides. We warmen ons aan het kampvuur en bewonderen de Melkweg, wat prachtig! Zoveel sterren, om duizelingen van te krijgen. 's Ochtends kijken we op Manaslu en Annapurna, twee achtduizenders, zomaar in ons uitzicht tijdens ons ontbijt. We klimmen en dalen, soms heel steil want dit zijn geen toeristenpaadjes. De spieren willen eigenlijk niet meer na een dag of drie en mogen toch dag vier weer aan de slag. Ze protesteren (wat zijn wij van plan?) en worden dag zes pas weer een beetje soepel. We kamperen naast een gompa (boeddhistische tempel) en op een pas op 3850 meter hoogte. Wat een mooie pas zeg! Het uitzicht is adembenemend naar de hoge achtduizenders en op Ganesh Himal, en aan de andere kant ligt Langtang Himal. En wat een sterrenhemel opnieuw. De stoere verhalen over beren en wolven bij het kampvuur doen ons slecht slapen, of is het de hoogte? We dalen naar Gatlang, dat we in 2013 bezochten. We kennen het terug, ondanks de gevolgen van de aardbeving. Er wordt veel gebouwd, wat een veerkracht heeft deze bevolking toch. In enkele nieuwe bouwsels zien we ramen van de oude huizen: prachtig houtsnijwerk en waarschijnlijk al oud. Tussen vervallen woningen staan golfplaten noodwoningen en we lopen over de stenen van de ingestorte huizen. De bevolking is gereserveerd maar vriendelijk, bij het ons bekende guesthouse drinken we thee en lopen daarna naar onze kampeerplek. Veel dragers niet: ze zijn te ver doorgelopen en kunnen dus terug. Ze zijn de lunch misgelopen en hebben honger. Daarom kopen ze aardappels: een mand vol, een kilo of vijftien en gekookt. Best lekker zo'n aardappel, maar de saus is mij veel te pittig. De tranen springen in mijn ogen en ik wordt hartelijk uitgelachen. De dragers eten de dagen er na nog veel aardappels; een verhaal van een maag en een oog, natuurlijk was het veel te veel. We lopen uit via een oud pad dat vroeger, toen er nog geen weg naar het Langtang-gebied was, als aanlooproute diende. Al snel raakt het pad overwoekerd door gras en na een aardverschuiving of twee denken we dat dit pad na de aardbeving in onbruik geraakt is. Het "point of no return" hebben we voor ons gevoel al achter ons. Er volgen nog veel meer aardverschuivingen, waar we door onze gids Sera en kok Raju vakkundig overheen geloosd worden. Het is een steile afgrond waar we langs klauteren, Raju heeft treden uitgehakt met de ijsbijl en we gebruiken hun handen en voeten om er over te klimmen. We worden vastgepakt bij onze bovenarmen en dat gebeurt niet te zachtzinnig: de afdrukken van vingers staan nog in het blauw op mijn armen en mijn armspieren voelen beurs. Dit is geen pad voor toeristen en eigenlijk ook niet voor ons, maar een andere weg is er nu niet. Ik verlies even mijn concentratie en stap op, denk ik, gras. Ik zie niet dat er niets onder is en mijn linkerbeen verdwijnt de diepte in. Ik slaak even een kreet, val op mijn rechterknie en weet me gezekerd. Raju stort zich, als in een rugbyscrum, op me. Gewoon, vooral voor de zekerheid. Ja, ik hou ook van jou Raju... Als we nog twee steenlawines moeten oversteken begint Sera hem wel een beetje te knijpen: het gaat donker worden denkt hij. Het team is hier met problemen maar heel overheen gekomen, ook wij komen zonder kleerscheuren aan de overkant. Maar niet zo heel vlot. Dan zien we ons kamp liggen! Alles is al opgebouwd en twee jongens komen ons tegemoet met thee. Hierna is het pad niet moeilijk meer en we komen, in de schemering, aan in ons kamp. Mooi op tijd dus.

We hebben niet zo heel veel zin in nog zo'n avontuur en dalen daarom af naar de weg in aanbouw. Erg inspirerend is dit niet: er wordt een tunnel gebouwd en een waterkrachtcentrale. Daardoor zijn er sporen die op afbraak lijken: smerige tijdelijke huizen, overal afval, Chinese bouwvakkers en Chinese prostituees, verveelde kinderen, maar de bergen zijn nog steeds mooi. Tijdens de lunch overlegt Sera met ons: over drie dagen zijn er verkiezingen, de maoïsten dreigen hierom met stakingen en blokkades. Er is dus een kans dat we voorlopig niet naar Kathmandu kunnen. De jongens willen stemmen en wij willen niet twee dagen vast zitten. Sera doet enkele telefoontjes en regelt een bus. Deze zal zijn zijn normale route tot in Kathmandu rijden en ons daarna, met alle spullen, vlak bij het guesthouse afzetten. Top! Snel worden de tenten nog gewassen in de rivier, de jongens wassen zich in de rivier en alle spullen worden verzameld. Om half vier zitten we in de bus. Onderweg eten we met het team dal baath, de chauffeur en busboy ook, de overige passagiers zitten in de bus te wachten. We delen de fooien uit; kennelijk zijn we genoeg goedgeefs geweest, want de jongens zingen en dansen de rest van de busreis uitbundig. Gezellig. Om half elf zijn we in het guesthouse. Raar: morgen geen morningtea, geen wandeling in de bergen, geen vrolijk gezelschap van onze jongens. Maar wel de luxe van een warme douche.

Donderdag gaan we al weer weg: we gaan naar het dorp waar Lobsang geboren is. Zijn zus trouwt en ook wij zijn uitgenodigd. We rijden een dag met de jeep richting zijn dorp, overnachten dan ergens en wandelen de volgende ochtend naar het ouderhuis van Lobsang. Daar vieren we, tussen alle Sherpa's twee dagen feest en reizen terug. We hebben dan nog een dagje om in Kathmandu te zijn en sinterklaas te vieren voor we weer naar Nederland gaan. Gek, dat komt al heel dichtbij, terwijl het ook nog heel ver weg lijkt.

Eerst een dagje shoppen: mijn kledinggarderobe mag wel een vernieuwd worden!

Heb het goed allemaal en liefs.

Hans