in beweging

23-10-2017

In beweging.

Bewegen is goed voor je, wordt er in Nederland gezegd. Meestal word ik een beetje dwars als iemand mij vertelt iets te moeten doen, maar in dit geval ben ik het er wel mee eens. Ik word gelukkig van een kanotocht, van een wandeltocht, fietsen naar en van het werk is bijna altijd een fijn moment. Omdat ik een jaar geleden al, vond dat ik ook wat sporten moest, probeerde ik het hardlopen op te bouwen. Dat lukte me heel aardig, hoewel ik het ook zo'n gedoe vond. Tjonge, wanneer doe je dat, niet in het donker, niet als je nog een lange dag te gaan hebt, niet als je een heel lange dag achter de rug hebt. Dan ook nog omkleden, daarna uitzweten en douchen, wat een gedoe! En dan zijn de eerste tien minuten ook nog eens niet leuk. Waar doe ik dit voor vraag ik me af: loop ik weer stom in de regen te rennen, loop ik te puffen en te hijgen en het lijf stelt de prangende vraag: "wat zijn wij van plan?". Na een minuut of tien vond ik het leuker worden en eenmaal thuis was ik blij. Toch best lekker, dat had ik maar mooi weer geflikt, lekker hoor. Helaas blijft dat gevoel zo kort hangen en wordt het gedoe om te rennen weer z'n groot ding dat het minder aantrekkelijk wordt. En dus verslofte het weer. Maar in Nepal wilde ik toch weer een stukje gaan hardlopen. Mijn lijf schreeuwt om beweging en ik weet dat mijn hoofd hier ook van op knapt. Bovendien wil ik, als ik straks een langere trekking ga doen, wel fit zijn. Dus verkende ik een rondje, 3,5 km, een mooi begin dacht ik. Als ik dit om de dag ga rennen, komt het wel goed. Om een uur of zes, als het nog niet lang licht is, stap ik de poort van het guesthouse uit en ren meteen omhoog langs de boeddhistische academie. Het geprevel en gezang van de monniken is goed te horen, ze houden op dit uur van de dag al een puja. Na een paar bochten kom ik op een drukkere verharde weg. Winkeltjes gaan al open, taxi's staan klaar om aan het werk te gaan. Er rijdt een enkele motor of bus voorbij. De mensen houden de weg nat door er emmers water over te gooien, of met de tuinslang de weg te besproeien. Daardoor blijft het stof wat langer liggen. Afval fikt aan de kant van de weg die nu stevig klimt. De weg wordt ineens onverhard, vast door een districtsgrens of zo. Vraag me niet waarom, maar zo werkt het hier: ineens houdt een riolering op, of een asfaltering, want dan loop je een ander district binnen waar weer andere beslissingen genomen worden en andere regels gelden. Ik daal daarna, eerst over asfalt en dan over een zandweg. Vroeger was dit asfalt maar daar is niet heel veel van over. Ook hier wordt plastic verbrand, en behalve deze heerlijk zwarte rookwalmen stuift en stoft het enorm. Mensen kijken me na, met de tandenborstel in de mond of een kop melkthee in de hand. Een jongen heeft lef en vraagt me of ik voor Manchester City ben en wijst op mijn lichtblauwe shirt. Nee, dit is van Swiftboys 8 geloof ik en Harry's Tuincentrum is nu bepaald geen multinational. Probeer al rennend maar eens uit te leggen dat het geen bestaande voetbalclub is, maar een bedenksel in een Nederlandse tv-serie. Dat wordt een heel lastig gesprek, laat maar. Dus ja hoor: Manchester City! Beneden, nadat ik langs een diepte holde waar wat maisgrond en aardappelvelden zijn, ren ik over een weg weer omhoog. Ik hoor hoe de Turkish Airlines van 6.20 uur landt, het vliegveld is heel dichtbij. Regelmatig vliegen er vliegtuigjes over, niet zo groot, van die 13 persoons gevallen of hooguit 30 persoons. Het zijn binnenlands vluchten naar bijvoorbeeld Pokhara, Lukla, Phaplu, Nepalgunj of andere oorden. Het moet wel helder weer zijn, anders mogen ze niet van de grond. Ze vliegen hier op zicht, zonder instrumenten, en als het weer slecht is, is er geen zicht en kan er dus niet gevlogen worden. Vandaag is het helder: vanmorgen zag ik van het dakterras de bergen schitteren. Het wordt al wat drukker op de weg. Motortjes komen me tegemoet en rijden me voorbij. Een bus toetert luidt en spuwt een zwarte walm over het wegdek terwijl ik daar net ren. Ik mag daar linksaf, gelukkig maar, hier is het me te vies. Het asfalt is slecht en de weg klimt flink. Heel flink. Dertig meter voor het guesthouse stop ik met rennen om op adem te komen en de poort van het guesthouse weer binnen te stappen of er niets gebeurd is.

Ik heb een heel dubbel gevoel over dit rondje rennen. Ik vind het lekker mijn spieren in gang te zetten. Maar het stof, de smog, de uitlaatgassen en de walmen van brandend plastic doen mij longen geen goed. Denk ik hoor...

Ik zou eigenlijk een mondkapje op moeten doen. Maar dat voelt dan helemaal idioot: rennen met een mondkapje op. Doe het dan maar niet denk ik dan.

Op de fiets gebruik ik die wel. Het geeft het gevoel dat de lucht gefilterd wordt voordat ik het de longen in zuig. Gevoel is niet objectief, dus of het werkelijk helpt weet ik niet. Want in het verkeer is het hier ronduit vreselijk smerig, ranzig, goor en vuil. En heel vies. Iets om helemaal te vermijden dus. Als het niet zo leuk was...

In het begin was ik nogal voorzichtig. Want het lijkt allemaal zo onoverzichtelijk. Het getoeter is niet van de lucht, de auto's en vrachtauto's maken zo'n kabaal en verkeersregels zijn vaag. Maar na een minuut of vijf verkrampt of de fiets gezeten te hebben schud ik mijn schouders los en doe lekker mee. En dat is ook het enige alternatief wil je hier vooruit komen: meebewegen. Want Nepalezen en ruimte is een aparte combinatie waar je mee om moet leren gaan (oh, had ik al eens iets verteld over Nepalezen en ruimte?).

Er wordt hier links gereden. "Leftish" noemen ze het zelf. Daar kan ik me helemaal in vinden. Want rechts rijden is niets mis mee als dit zo uitkomt. In het midden rijden is een prima compromis. De fietsbel op de door Martine uitgeleende fiets is het meest gebruikte onderdeel. Ik bel wat af, kijk links, rechts en achterom, zwaai met mijn rechterhand dat een auto er wel langs kan, met mijn linkerhand dat de bus nog niet invoegen kan omdat ik voor wil, zwaai dat voetgangers door kunnen gaan met oversteken of dat ik doorrijden wil. Het is vooral een kwestie van communiceren. De taal in het verkeer lijkt onbegrijpelijk, maar nu ik er eventjes in meefiets begin ik het te snappen en is het eigenlijk helemaal niet zo moeilijk. Je neemt gewoon de ruimte als het kan. Ook als het niet kan trouwens, en vertrouw er maar op dat de remmen van de ander het doen. Hiermee is het onderdeel van de fiets genoemd dat het één na meest gebruikt wordt: de remmen. En blijf hierbij vriendelijk: er wordt geen middelvinger opgestoken, er wordt niet gescholden, je wijst nooit naar je voorhoofd. Want iedereen wil vooruit en als daarbij veel op de rem getrapt moet worden, dan is dat maar zo. En hard rijden doen ze hier niet. Op de fiets kan ik de auto's bijna bij houden: er wordt zelden sneller dan vijfentwintig kilometer per uur gereden. Dat maakt het natuurlijk ook eenvoudig en geeft je de tijd om te reageren op het gedrag van je verkeersgenoot. Maar de auto's mogen dan wel niet snel rijden, het zijn er wel heel veel. En heel veel meer motoren en scooters. En heel veel busjes, bussen, tuktuks (elektrische autootjes die mensen vervoeren), taxi's en een enkele fiets. Als dan op een kruispunt een verkeersagent de boel staat te regelen weet je dat het mis gaat. Dan sta je met z'n allen een minuut of vijf stil als je geluk hebt, het kan best veel langer duren. Links en rechts van me rijden auto's en motoren de ruimte tot op de millimeter dicht, wachtend op dat ene moment dat er even een dertig centimeter vooruit gereden kan worden. Van deze kans wordt gretig gebruik gemaakt om de boel nog vaster te zetten dan het al stond; ik wist niet dat het kon. Inmiddels is het verkeer voor de tegenliggers ook vastgezet: er kan niets meer door en alles moet de trechter in. Na een tijd komt er dan eindelijk beweging en rijdt de stoet met horten en stoten langs de fanatiek bewegende en fluitende verkeersagent, om achter hem of haar de ruimte te zoeken. Ik zwaai al weer met mijn armen: nee, wacht jij maar, en ja hoor, jij mag er langs.

De uitlaatgassen zijn heel smerig. Soms spuit een bus of vrachtauto een roetzwarte pluim over de weg, ik voel me soms al gelukkig als de pluim donkerbruin is. Het zijn ook zoveel vervoersmiddelen, en zoveel slechte brandstof en zoveel slechte verbrandingsmotoren. Ik vraag me af: had ik dertien jaar geleden niet hoeven te stoppen met roken, want dit heeft toch een vergelijkbaar vernietigend effect? En dan nog al dat stof. De wegen zijn slecht: het asfalt zit vol kuilen of ontbreekt. Ik moet altijd wel een keer naar de kant omdat een stofkorrel zich langs mijn zonnebril gewurmd heeft en zich achter mijn lens genesteld heeft.

En soms is het minder stoffig. Bijvoorbeeld een week of twee geleden, toen het nog dagelijks regende. Dan ontstaat er weer een ander probleem op de weg: modder. Iedere keer als er weer een opstopping is, moet ik zoeken waar ik mijn voet neerzet. Liever niet in de plas, maar soms beperkt de keuze zich tot de plas die er het minst diep uitziet. Om vervolgens te ontdekken dat het gezegde "schijn bedriegt" ook in Kathmandu opgaat. De modder zat in mijn nek, achter mijn oren en op plekken waarvan ik me afvroeg hoe dat nou mogelijk was. Lekker hoor, fietsen.

Ook mijn maag was even in beweging. Na een dag of drie lijkt die weer in orde en ik zal jullie de details over mijn toiletbezoeken besparen. Ik vrees dat mijn buren in het guesthouse wel enkele details weten: de geur en de geluiden zullen echt niet onopgemerkt gebleven zijn.

Vanmiddag kom ik weer in beweging, dan loop ik mijn rondjes om de stoepa en ga wat boodschapjes doen. Voor één maaltijd moet je een winkel of vier bezoeken, de luxe om alles in één supermarkt te kunnen halen ontbreekt. Dus ik kom wel aan mijn beweging vandaag. En niet omdat het moet, maar omdat ik het heerlijk vind.

Heb het goed allemaal!

Hans.