Dagbesteding

02-11-2018

Ruim twee weken ben ik nu in Nepal. Ik vraag me wel eens af wat ik die twee weken nu werkelijk gedaan heb. Eigenlijk heb ik geen idee, ik kan wel wat opnoemen maar me vervelen staat niet in dit rijtje. De dag slibt zo weer vol. Ook al sta ik zonder plannen op, de dag vult zich als vanzelf. Zo werkt het hier: je komt wel weer iemand tegen waar je iets mee doen gaat of je gaat met een bekende lunchen, je krijgt de vraag iets voor iemand te doen waar je dan weer een middagje kwijt mee bent, ik doe klusjes voor guesthouse en voor Sherpaland of hang met iemand urenlang kletsend in de lobby.

Raar toch: uren kletsen zou ik in Nederland tijdsverspilling vinden. En dat is nu ook zo leuk van hoe ik in Nepal leef: ik doe dingen die ik in Nederland niet doe, waar ik niet voor kies om die te doen of vind dat ik dat niet kan doen. En die dingen ervaar ik nu als heel waardevol.

In Nederland kies ik er voor dingen niet te doen omdat ik het idee heb dat ik op moet schieten, dat ik het druk heb, dat ik nog zoveel anders moet doen. Want ik wil op tijd op mijn werk zijn, en voor die tijd wil ik me al ingelezen hebben, en voor die tijd wil ik geluncht hebben. En daarvoor de huiskamer gestofzuigd hebben en de afwas aan de kant, en voor die tijd al iets voor het werk gedaan hebben. Daarom moet ik voor die tijd wel relaxed zijn opgestaan, ontbijtje en krantje er bij. En na mijn werk is het te laat om nog iemand te spreken, ik ga dan maar tv kijken: het nieuws en talkshows. Daarna rol ik mijn bed in: morgen wordt het weer een drukke dag.

Nu klinkt het of ik in Nederland alleen dingen doe die moeten, dat is natuurlijk helemaal niet zo. Gelukkig zie ik regelmatig vrienden en familie, wandel ik veel en zit ook nog wel eens een keertje in de kano. Al die dingen zijn echter wel vaak ingepland, verbonden aan mijn en andermans agenda. We hebben allemaal een druk leven en om elkaar nog eens te zien, of om samen iets leuks te doen, daar moet de agenda aan te pas komen. En daar zit mijn gevoel van vrijheid nu juist in: heel veel zaken die ik in Nepal doe ontstaan spontaan, zonder dat iemand ook maar iets gepland heeft. Ik sta op zonder plannen, aan het eind van de dag heb ik toch weer heel veel mensen gesproken en dingen gedaan. En is het urenlang kletsen met iemand die ik nog niet kende, een heel waardevolle en zinvolle dagbesteding geweest.

Iets waar we de agenda wel bij trekken is hardlopen. Vorig jaar deed ik het in Nepal vrij fanatiek, eenmaal terug in Nederland verwaterde het weer. Daarom schrok ik wel een beetje toen Martine voorstelde samen te gaan rennen. Ze loopt me er vast uit, ik moet echt wel honderd keer stoppen omdat ik geen lucht meer heb en ze rent er zo vandoor. Dan raak ik haar kwijt en verdwaal ik, loop haar uren te zoeken en kom nooit meer thuis. Ik hou er vast heel erge spierpijn aan over en kan vervolgens de trap niet meer op of af en ben daardoor dagen aan mijn bed gekluisterd. Je snapt het, ik liep niet echt over van het zelfvertrouwen. Maar kijk: na een keertje rennen bleek niets van dit alles te gebeuren en bleek het slechts een angstvallige fantasie. Martine paste het rondje en het tempo een beetje aan me aan en inmiddels heb ik zoveel conditie opgebouwd dat ik aardig meekomen kan. Twee á drie keer per week rijdt Martine haar scooter voor en spring ik achterop. Ik heb mijn hardloopkleding aan, daarover heen een regenjas want het kan nog knap fris zijn 's ochtends, vooral in de wind, en draag mijn zonnebril, die het stof uit mijn ogen houden moet. Als een liedje uit mijn hoofd verdwenen is, iets over achterop springen en twee keer met een fietsbel bellen, kletsen we op de scooter even bij. Martine, die ook haar helm op heeft (die iemand die achterop zit natuurlijk niet nodig heeft, zo werkt dat in Nepal), is druk met het vermijden van alle gaten, kuilen en hobbels. Er mag wel wat lucht in de band (of wind, zoals ze in de Achterhoek zeggen), maar dat voelen we pas echt bij heel diepe kuilen en grote stenen. We zwabberen over de weg omhoog naar Kopan. Dit klooster ligt net buiten de stad, op een heuvelrug. Daar parkeert Martine de scooter, gaan de jassen uit en lopen we de trappen op en een stukje door over een mooi paadje. We wandelen de benen warm, strikken de veters en het horloge gaat op nul. Klaar voor de start en rennen maar. Langs kloosters, over brede zandwegen die overgaan in smalle paadjes en langs een diepte, over een weg naar een dorpje waar een mooi tempeltje staat. Er is vaak net geofferd, de bloemetjes zijn nog fris en vers. We rennen terug, over de zandweg. Kathmandu ligt onder ons en in de vroege ochtend hebben we nog mooi zicht op de stad. Kijk: daar is de stoepa en daar, met die witte muur, daar is het guesthouse. We rennen langs de gebedsvlaggetjes en kort over een stuk asfalt. Een roofvogel zweeft een meter of tien van ons vandaan door de lucht. De steile heuvels doen we lopend, daar kom je rennend niet op. Dat is maar twee keer het geval, verder is de route slechts "Nepali flat". Het is inderdaad nooit vlak, maar dat is nu eenmaal zo in Nepal. Het verbaast me dat we in een gelijkmatig tempo lopen, onze voeten raken tegelijkertijd de grond en we rennen even snel. Nog even een stuk zandweg omlaag en waar het over gaat in asfalt versnellen we. We stuiven naar beneden en daar is de scooter: mooi man, high five, goed gedaan! We rekken en strekken, doen de jas weer aan en rijden terug. Tijd voor thee en ontbijt.

Ja, wat doe ik toch verder? Ik werk wat aan de website van Sherpaland, ik doe wat aan de boekhouding van het guesthouse. Ik bezoek enkele kindertehuizen en loop met nieuwe mensen mee naar de stoepa en naar de pinautomaat. Omdat een personeelslid vrij was hebben Martine en ik samen twee diensten gedraaid, we vervingen samen één personeelslid. Dit tot grote hilariteit van de staf van het guesthouse en van enkele gasten. Als gast zie je alleen het product, ik weet nu verdraaid goed hoe het er aan de achterkant aan toe gaat, hoe de processen verlopen. Het is best spannend voor mij, het draaien van een dienst. Want het werk in een guesthouse is niet eenvoudig, je moet behoorlijk veelzijdig zijn. In het t-shirt van het guesthouse maak ik rekeningen op, neem de telefoon op (Valley Guesthouse, goodafternoon, Hans speaking, can I help you?), geef mensen hun sleutels van de kamer en neem ze in ontvangst, neem bestellingen op en schrijf de bonnetjes voor de bestellingen. In de keuken wordt hard gewerkt, ik doe lekker mee. We maken koffie, espresso's, coffee Latte, Tea Latte, Black Tea, wat zijn er toch een hoop soorten koffie en thee! En wat zijn er toch een hoop soorten eieren: gekookt, gebakken, aan één kant gebakken, aan twee kanten gebakken, omelet, omelet met groenten, omelet met kaas, roerei. Ik was al bang dat de vreemdste bestellingen de keuken in zouden komen, zoals patat of chapati (Tibetaanse pannenkoek), kroepoek met saus, tzatziki, noedelsoep of yoghurt met fruit. Gelukkig stond Dorje ons bij: hij kent het klappen van de zweep en geeft me bruikbare aanwijzingen en neemt het soms van me over. Verder moet de lobby schoon gehouden worden, sproei ik de tuin, zorg dat de tafels gedekt zijn en de kussentjes op de stoelen liggen, we zorgen er voor dat er warm water is en dat de voorraden aangevuld blijven en nog heel veel andere zaken. Oh ja, gasten te woord staan bijvoorbeeld.

De tweede dienst die we draaiden was een weekenddienst. Omdat een grote groep vroeg vertrok stonden we vijf uur 's morgens al pannenkoeken te bakken, de tafels te dekken en koffie en thee te verzorgen. We waren de hele dag in de weer. Een nieuwe grote groep diende zich aan en we maakten voor 25 man nasi, met "peanutbuttersauce from Hans Dai". Omdat het een beetje mis ging met het kruiden van de nasi moest er op het laatste moment nog veel aan het eten gerepareerd worden en dat met de nodige stress, maar ik denk niet dat er een gast is die er iets van gemerkt heeft. De laatste groep at om 22 uur en bleef nog biertjes drinken. Toen ik om 00.15 uur op bed lag was ik best moe. Ik kon nog net bedenken dat ik best bewondering heb voor de staf, die in het hoogseizoen vaker zulke lange dagen maakt en nergens de hand voor omdraait, maar toen vielen de ogen dicht...

Door het draaien van die late diensten ben ik een aanspreekpunt geworden voor veel, vooral Nederlandse, gasten. Als je je vraag in het Nederlands kan stellen, waarom dan moeilijk doen om een staflid in het Engels aan te spreken? Ik vind het prima, heb ik weer wat te doen. En zodra er pindasaus gemaakt moet worden word ik opgetrommeld.

Het is hoogseizoen, het brengt een leuke sfeer met zich mee. Groepen vertrekken op trekking, groepen komen terug. Het enthousiasme, de positieve instellingen van gasten, de drukte in de lobby: het maakt The Valley Guesthouse een heerlijke plek.

En morgen? Morgen ga ik bijvoorbeeld weer eens heel lang met iemand kletsen. Dat zou ik in Nederland voelen als niets doen, hier voel ik me verrijkt.