afscheid

27-11-2024

En iedere keer is het zo lastig: afscheid nemen van Nepal en mijn tijdelijke leven in Nepal. Het begint doorgaans als ik terug ben van trekking. Dan duurt het niet heel lang meer voor ik naar Nederland vertrek en ben ik al heel bewust bezig met het in me opnemen van de omgeving. Nog even goed kijken in het straatje naar de stoepa: hoe zit het ook al weer met de winkeltjes en de restaurantjes, hoe ziet het er uit, wie loopt er en welke bedelaars zitten waar? Ik prent de omgeving in mijn hoofd, om er af en toe nog aan terug te kunnen denken. Benita, de opperbedelaarster, weet nog precies wanneer ik terug vlieg. Ze geeft me zondag een cadeautje, een afzichtelijk portemonneetje. Volgend jaar moet ik echt thee komen drinken bij haar. Nou, daar kom ik echt niet meer onderuit vrees ik. De man in de rolstoel heeft ook een presentje. Ik wist niet dat het kon, maar dit portemonneetje is nog afzichtelijker. Tot volgend jaar roept hij.

Er volgen een paar dagen van afscheid nemen van mensen. Daar hoort dal bath bij, en omdat het zo'n bijzondere gelegenheid is ook met kip. Ik eet twee keer per dag dal bath en bij het afscheid krijg ik iedere keer een katha, een ceremoniale shawl. Er hoort uiteraard ook bier bij, of raksi, de lokale sterke rijstdrank (of gerst, graan, mais of wat er maar voorhanden is). Of tongba, geserveerd in een tinnen beker met tinnen rietje. In die beker zit gefermenteerde gierst, er wordt kokend water bij geschonken en dan proost. De tweede keer opgieten is het sterkst en lekkerst, de derde keer opgieten levert een iets minder lekker resultaat op en daarna is het wel klaar.

Eén keer at ik toch iets anders: babi pangang. Die had ik zelf voor Lobsang ingevroren en bij de kaasboer geseald meegenomen. Het smaakte heerlijk en was heel gezellig, de katha kreeg ik net voor ik in de taxi voor vertrek naar het vliegveld.

De vele knuffels bij het afscheid hebben het ook iets vanzelfsprekends: tot volgend jaar toch! Ja, dat denk ik wel, tot volgend jaar…

Maar ja, zo vanzelfsprekend is het helemaal niet. Ik was bezig om een blog over mijn trekking te schrijven voordat ik bij Shova op bezoek ging. Shova ken ik via een vriendin die eerder een tehuis runde waar kinderen met een lichamelijke beperking woonden. Ze is halfzijdig verlamd en beweegt zich voort in een rolstoel. Ondanks haar handicap rondde ze haar studie af en wist zichzelf met twee banen te onderhouden. Coronatijd was killing voor haar. De banen stopten, ze raakte ziek en bedlegerig. Haar problemen met de nieren verergerden. Toen ik vrijdag bij haar op bezoek kwam was ze heel erg ziek. Ik begreep eigenlijk wel dat ze stervende was, maar zoiets zeg je niet hardop…

Zondagochtend overleed ze. Naresh, onze wederzijdse vriend en ik zijn nog naar Baktapur gereisd. Omdat ze christen is, dachten we dat er een ander ritueel zou plaats vinden en dat we nog in de mogelijkheid waren afscheid van haar te kunnen nemen en de familie te condoleren. Niets van dit was waar, de Nepalese rituelen werden toegepast: ze is meteen naar Pashupatinath gebracht om daar gecremeerd te worden. Wij waren dus te laat. Maar ook dat is wat het is.

In Nederland zou Shova misschien nog leven. In Nepal moet je alles zelf betalen, ze had geen geld voor goede gezondheidszorg en nierdialyse is onbetaalbaar. Het is niet eerlijk, maar ook de realiteit.

Ik was wel een beetje van streek, mijn blog over de trekking lezen jullie later nog wel een keer, afscheid was ineens het grote thema. Maandag vloog ik naar huis, nam afscheid van mijn vrienden en Nepal en keek vanuit de lucht naar de Himalaya. Dag mooie bergen!

Shova reist nog een beetje met mij mee.

Nu ben ik weer thuis, met Marcelin. De verwarming is aan, de wijn en kaasjes waren heerlijk en de slaap was lang, diep en verfrissend. Hier zit een gelukkig mens. En nee, vanzelfsprekend is het niet, maar de wens is er wel: tot ziens Nepal!