Everest Base Camp

Summit Hotel, 4 maart 2006.

Het voelt gewoon hier te zijn. Of het is nog niet echt doorgedrongen dat we in Nepal zijn? Maar toch voelt het ook niet helemaal gewoon. Tijdens de taxirit van Tribhuvan International Airport keken we onze ogen uit, naar al het vreemde, drukke, chaotische. Dat is in de stad: ons hotel Summit is de eigen plek, het rustpunt.

Op het vliegveld halen we diep adem voor we de deur uit stappen: daarbuiten staan tientallen mannen die ons allemaal iets willen verkopen, vooral een taxirit of een hotelkamer. Wij willen niks van hen, zij wel van ons: een beetje onhandige situatie. Wij zoeken het bordje Summit Hotel, want we worden opgehaald. Het is een gekakel van jewelste. "Mister, misses", het rumoer klinkt van alle kanten. Iedereen wil onze aandacht. Er staat een rij mannetjes met bordjes, onze stapt naar voren gelukkig. Herkende de man met het bordje ons nou van vorig jaar? We gaan met hem mee naar een nieuw taxibusje, waar we met z'n tweeën in mogen. De rit van een kwartier toont alles wat Kathmandu heeft.

Schurftige honden lopen rond. Onder een reclamebord voor luxe kleding staat een man met een fiets vol groenten zijn waar te verkopen. Op een driehoekje gras op een kruispunt zitten twee mannen met gerafelde kleren. Even verder komen we langs een tempel, waar apen rondlopen. Bij een volgend kruispunt wachten we braaf voor een rood stoplicht en worden links en rechts ingehaald door overvolle tuktuks (een heel klein busje waar zo'n tien mensen opgepropt inpassen en dat door een brommermotor aangedreven wordt) en busjes waar de mensen uit barsten. Fietsers, brommers en motoren laveren er tussendoor, op plekken waar we geen ruimte zien maar die is er blijkbaar wel want het gaat steeds goed. En de heilige koeien lopen ongemoeid in het drukke verkeer.

In Summit Hotel worden we verwelkomd en herkend. De kuif van Hans trok vorig jaar veel aandacht en nu weer. We krijgen kamer 224 in het Holland House, die erg klein blijkt te zijn. De spullen passen er net in maar wat moet je met een grote kamer als je een tuin hebt. Snel naar buiten: nu is het, om 17.30 uur, nog licht. Foto's maken vanaf het dak, thee drinken, kletsen met de obers. Het koelt al af, de zon gaat zo onder.

Raar, raar, raar om hier te zijn. Om hier wéér te zijn.

De kraaien vliegen af en aan en wij zijn vooral heel erg moe. Niet zo overweldigd als vorig jaar, we wisten deze keer wat ons te wachten stond, maar toch blijft het bijzonder. Marcelin ziet mobiele telefoons, oh ja, vorig jaar lag het netwerk plat, door ingrijpen van de koning.

Zondag 5 maart.

We gingen nog eten gisteren, en omdat de dinerkaart eigenlijk niet zo geweldig is kiezen we de Nepali thali. Heerlijk zo'n bord rijst met allerlei kleine hapjes erbij. De lunchkaart trekt ons eigenlijk veel meer. Maar oké, we eten heel erg lekker, en drinken er Everestbier bij. Dit is een biertje van Tubborg, en speciale uitgave om de eerste beklimming van de Everest, 50 jaar geleden, te vieren.

Om half negen liggen we op bed, Hans slaapt direct, Marcelin doet er nog een half uurtje over.

Half negen zijn we op. We gaan naar Thamel (dé toeristen wijk in Kathmandu, met heel veel winkels, restaurants en barretjes), na eerst de dame van de receptie te hebben begroet. We dingen af op de prijs van de taxi en duiken de drukte in. Het lijkt drukker dan vorig jaar: meer motoren, meer mensen op straat. Of lijkt dit zo omdat we anders kijken? Ook valt het ons op dat het merendeel van de mensen er keurig uitziet.

Thamel wordt net wakker. Wij ook, met een ontbijtje bij de van origine Duitse bakkerij. Dan gaan we op zoek om te vinden wat we allemaal willen kopen en regelen. We denken hier de rest van de dag voor nodig te hebben. Nou, dat valt mee! Binnen twee uur hebben we waterzuivering, een kaart van de Khumbuvallei, een heleboel contant geld voor de trekking uit de geldautomaten en vliegtickets naar en van Lukla!

De waterzuivering kochten we omdat we niet afhankelijk willen zijn van water in plastic flessen. We drinken het water op, maar waar blijft het plastic? In de natuur waarschijnlijk. Reden genoeg om zo min mogelijk plastic te gebruiken, zowel op hoogte, als in het hele land.

En na een colaatje genieten we van de sfeer, en de mooie spullen die hier verkocht worden. Verkopers doen we met een glimlach af. We lachen en genieten van het hier zijn, en nemen de smog en de stank op de koop toe. Heel symbolisch: fleece truien en T-shirts die te koop aangeboden worden in de buitenlucht zijn verbleekt in de zon en smog. Er zijn redelijk wat toeristen op straat. Het toerisme is dit jaar toegenomen, maar nog lang niet terug op het niveau van voor 2001. In dat jaar vermoordde kroonprins Dipendra zijn vader Birendra, zijn moeder en een deel van zijn familie. Naar men zegt omdat hij niet mocht trouwen met de vrouw van zijn keuze. Na de slachtpartij pleegde Dipendra zelfmoord. Zijn oom Gyanendra, die niet aanwezig was op het familiefeestje, werd de nieuwe koning. Deze Gyanendra is niet bepaald populair. Hij heeft vorig jaar het parlement afgezet, omdat ze niet stevig genoeg optraden tegen de maoisten. Hij heeft er zelf tot nu toe ook niet al te veel van terecht gebracht, reden voor veel onrust in het hele land.

Vanuit Thamel gaan we naar huis met de heel vriendelijke taxichauffeur en uit zijn glimlach begrijpen we dat 150 roepie een heel erg goede prijs is, voor hem dan. Ach, ook wij kunnen het missen, die anderhalve euro. Er hangen nieuwe gebedsvlaggen bij het trekkingbureautje van het hotel, en het stoepaatje is in gebruik, het nieuwe toeristenseizoen wordt ingeluid.

Nog even wat eten, en dan zo naar Patan.

Een Summitburger rijker zitten we in de zon. Het is lekker weer, zo'n 25 graden. Het is hier wel veel te droog. Sinds 22 oktober geen regen. Door de droogte zijn er ook problemen met de elektriciteit: die komt van waterkrachtcentrales. Voor het dagelijks leven is dit veel ernstiger dan de maoïsten, die het dagelijks leven soms platleggen met stakingen en wegblokkades.

We liepen naar het consulaat. Helaas is dit dicht, dus gaan we morgen tussen 10 en 12 in de herkansing. We lopen door een wijk met luxe en dus ongetwijfeld ook dure huizen. We komen op "de" grote weg (Palchowk) en lopen naar Durbar Square van Patan, de buurstad van Kathmandu, in de uitlaatgassen, in de stof, in het drukke verkeer. Druk is het zeker, we moeten voor van alles aan de kant en een stoep is er niet.

Dit keer kopen we keurig een kaartje voor Durbar Square, vorig jaar vergaten we dit telkens weer. Dit geld vragen ze alleen van toeristen en van dat geld onderhouden ze de paleizen en tempels. We hebben dorst, dus gaan we eerst naar een dakterras, drinken cola en maken foto's. Toch wel fraai zo'n telelens op het fototoestel, wat kun je zo mensen mooi fotograferen zonder dat zij dit merken. Tja, ik vergeet dat we eerst nog naar een stoepa geweest zijn, 1 van de 4 oudste, ze staan in noord - zuid, en west - oost. Ze zijn gesticht door een koning in de derde eeuw B.C. We zien ook nog een tempel, lopen er naar toe. Het lijkt wel een soort klooster. Marcelin leest voor: begin zesde eeuw, verder staat er niets over in de reisgids. Mooi is het zeker, met in de achtertuin een stoepaprieel en mooi toegangshek met 5 stoepaatjes er bovenop.

Op Durbar Square hangen we wat rond, we kijken onze ogen uit. De tempels, zoveel en zo gedetailleerd. We gaan soms even zitten en kijken, naar de tempels maar ook naar de mensen. Die kijken trouwens lekker terug!

Bij de eerste tempel, die achter de stoepa van de Indiase koning Ashoka (of zijn dochter) lopen veel stelletjes rond. Hippe jongeren, één van de meiden heeft zelfs een rok boven de knie aan. Dat is hier naakt lopen. Lef hoor.

Durbar Square is zeer indrukwekkend. Zoveel tempels, allemaal rond de vijftiende eeuw gebouwd door elkaar opvolgende koningen. We worden veelvuldig aangesproken: willen we dit of dat kopen, "give me rupee", "buy me icecream". Toch valt de opdringerigheid mee. We kunnen er om lachen en als iemand echt te lang doorgaat lopen we weg. Dat is duidelijk.

Op de terugweg van Durbar Square proberen we nog de noordelijke stoepa van Ashoka te vinden. Dat lukt niet, maar wel komen we langs de tempel Kumbeshwar. Het bijzondere van deze tempel is dat íe vijf dakjes heeft, boven elkaar. Het mooie volgens ons is dat hier allemaal mensen rondlopen, en schapen, en honden, en dat de tempel duidelijk dagelijks gebruikt wordt. Ook nu zijn er mensen aan het bidden en offeren. We zijn de enige toeristen.

We blijven een tijdje zitten en maken foto's.

In een kuil waar normaal water in staat, formaat 10 bij 20 meter, is het vol vrouwen. Ze staan in de rij om water te halen, dat stroomt uit pijpen aan de zijkant van de kuil. Vorig jaar zagen we ook veel vrouwen met kruiken lopen, maar stond er in dit soort waterplaatsen toch echt wel een meter water of meer. Nu is er schaarste en dat is goed te zien. Bij elk waterpunt, pomp of "bad", is het heel druk.

We lopen terug en komen per ongeluk op één van die vele pleintjes met tempeltjes. Bij deze is een hele mooie Budha, maar ook Vishnu en Ganesh. Boeddhistische en hindoeïstische fbeelden naast elkaar. Kinderen spelen er en hun interesse wordt even door ons gewekt. Niet lang, ze rennen al snel weer achter elkaar aan. De brutaalste raakt Marcelin bijna aan, roept "give me 100 roepie" en rent lachend weg.

We lopen flink door en zelfs helemaal naar Summit. We worden weer allerhartelijkst ontvangen.

Schoon worden (weinig water gebruiken hoor!), bijdrinken met water gekocht in het winkeltje vlak bij Summit (de jongen herkende ons...) en maar naar het restaurant voor een biertje en een snack. Best wel moe, ook wel 15 kilometer gelopen vandaag, veel gezien en veel gedaan. De mutton Chhoyala gaat er in! Lekker zacht vlees, veel knoflook en lente-ui. Het bier smaakt ook al goed, en nu zijn de kippetjes er!

Maandag 6 maart.

We komen wel aan onze uurtjes slaap, al doen we hier lang over. De schouders en nek van Hans zitten helemaal vast. Omdraaien gaat met veel herrie en gedoe gepaard.

Om 9 uur er uit. Het was rustig vannacht, geen aggregaat bij de buren, geen startende busjes. Wel schoolkinderen, maar dan mogen wij ook wel eens opstaan. We nemen een uitgebreid ontbijt, met spek, worst, gebakken ei, toast en brood, vruchtensap, rollade, kaas, ham en jam, koffie en thee. Hoezo uitgebreid. Even balen omdat onze plekjes in de zon door anderen worden ingepikt, maar we vinden een ander zonplekje. De obers van de ochtendploeg hadden we nog niet gezien, we worden weer heel erg hartelijk verwelkomd en zijn ook oprecht blij hen weer te zien.

Na veel koffie en thee willen we de mail checken bij het kantoortje van het hotel, maar omdat het druk is gaan we eerst naar het consulaat. Dat is heel dichtbij het hotel, zo'n 5 minuten lopen. Buiten bij het consulaat zitten allemaal Nepalezen en moeten wij ons laten registreren. We krijgen een bezoekerspas die we om onze nek moeten hangen. Binnen wachten we op onze beurt, met nog 6 anderen. Als we aan de dame achter de balie doorgeven dat we komen om ons te laten registreren omdat we op trekking gaan, krijgen we een keurig formulier om in te vullen. Met adresgegevens, contactpersoon, en -heel belangrijk- verzekeringsgegevens. Om die reden wordt registratie aangeraden. De dame van de balie maakt nog even kopietjes van onze paspoorten en niet de hele handel aan elkaar. Marcelin werpt nog een snelle blik op de folders die hier liggen: van universiteiten en hogescholen, wat IT bedrijven. We groeten de medewachtenden en de mensen buiten, leveren de bezoekerspassen weer in en gaan naar huis. Zo gebeurd, zo gedaan.

Vanavond doen we een laatste check, voordat we op trekking gaan. In onze kamer controleren we de spullen die we morgen mee willen nemen op trekking, en leggen we de rest apart. Die geven we morgen af en vinden we over ruim drie weken wel weer. We drinken nog thee in de tuin, wat is het toch droog. We kletsen met een ober die we ook nog niet hadden gezien. Dan besluiten we om toch maar naar Swayambudnath te gaan.

Aan het eind van de straat nemen we een taxi. Hans kan inmiddels heel goed een taxi regelen en dingt af naar 150 NRP. Een mooi bedrag. De chauffeur van de taxi is jong , neemt een volstrekt andere route dan we kennen en houdt van hard rock. En dan bedoel ik hard. Zowel in volume als in soort. Hij rijdt wel heel goed en krijgt een fooi. Te zien aan zijn reactie hebben we zeker niet te weinig betaald.

Aan de achterkant van Swayambudnath beklimmen we de trappen. Langs bedelaars, langs verkopers. We komen boven bij het klooster waar een paar erg jonge monnikjes, van een jaar of 5, aan het spelen zijn. Al fotograferend en genietend lopen we naar de voorkant. Daar is het echt druk. Wat is het toch mooi hier. Al die stoepa's met boeddha beelden er in. Al die muren met afbeeldingen van boeddha, en van hindoeïstische goden. Een gouden boeddha beeld in een vijver wordt met munten bekogeld, soms blijft er iets op zijn handen liggen. Er hangen honden rond, samen met de apen. En de duiven komen op de rijst af die geofferd wordt, samen met de kraaien. Ineens staan we bij de stoepa, die hele grote. We lopen onze rondjes, natuurlijk met de klok mee, en we laten de gebedsmolens draaien. Het is de derde keer dat we hier zijn, en maf hoor, we krijgen nu eindelijk het gevoel niet in alles te verzuipen. We zien veel meer details en kennen soms de symboliek hiervan.

We zien Hindoeïsten hun offeringen doen en ze krijgen hun rode stip op hun voorhoofd. Bijna alle mensen groeten Budha. We blijven onze rondjes draaien, kijken, gaan nog eens even zitten, fotograferen engaan weer rondjes draaien.. Een oud vrouwtje voert een show op, we lachen met haar mee. Regelmatig luidt iemand een klok. De apen jatten snoepgoed en ijsjes, mensen lachen en bidden. Ze kijken uit over de stad en poseren voor de foto. Het is een religieuze bestemming, maar óók een toeristische en ik schat dat 95% van de toeristen Nepalees is.

Een paar pubermeiden in hele strakke spijkerbroeken, van die lage, die maar net boven de billen komen, maken foto's van elkaar terwijl ze aan de gebedsmolens draaien. Een non en een dame met hoofddoek maken hun zevende rondje, of meer, maar ik zie ze voor de zevende keer. Er zitten mannen backgammon te spelen, een monnik kijkt toe. Ze hebben erg veel lol. We bezoeken de tempel, met vele anderen. Een monnik is het grote boeddha beeld bij de ingang met goudverf aan het beschilderen. Een ander haalt de donatiedoos die ervoor staat leeg, en loopt met een stapel geld de deur uit. We lopen een rondje langs de vele boeddha beelden in de nissen. Onderweg zit een monnik te bidden.

Marcelin herkent beelden van Tara, een godin. Voor de rest helpt haar bijscholing in het boek "Himalaya, in het spoor van het Tibetaans boedisme" nog niet echt.

Hans doet ook mijn best, maar we halen alle boeddha's door elkaar, en verwarren ze met de bodhisatva's. We herkennen, terug bij de ingang, wel de foto van de daila lama. Ook een bodhisatva, de reïncarnatie van Avolokiteshvara om precies te zijn. We geven een donatie en staan weer buiten in de hete zon. En in de drukte van al die mensen die rondjes lopen, van het uitzicht genieten, bidden, foto's maken, spelletjes doen, kletsen, aapjes kijken, duiven ontwijken.

En we doen lekker mee. Als we klaar zijn dalen we af via de hoofdtrap. Ons voornemen om alsnog te betalen vergeten we helaas, de trap is zo steil dat we daar alle aandacht voor nodig hebben. We lopen langs garuda's (vervoermiddelen van de goden, een soort vogel), pauwen, olifanten, etc. en kraampjes met verkopers, die altijd wel iets in de aanbieding hebben.

Beneden maken we nog meer foto's, van de grote boeddha beelden. Er wordt ineens heel veel en hard getoeterd, er komen een stuk of 4 motoren langs met monniken hierop met grote gebedsvlaggen, gevolgd met een pick-up met heel veel vlaggen en een rimpoche. Ook een manier om te laten merken dat je er aan komt. We zoeken en vinden een taxi, Hans dingt af en we gaan weer naar huis. Morgen op trekking!

De terugweg is weer druk, zoals altijd. We zigzaggen tussen wandelaars, auto's, motoren en bussen door. Ze rijden hier links, maar ook wel rechts als er links een kuil zit. Op fietsen wordt van alles vervoerd: ladders, kratten, vogels en geiten, mensen, jerrycans, vitrinekasten. Motorrijders dragen meestal een helm en hebben knie- en scheenbeschermers op de motor gemonteerd, maar hebben ook gewoon één persoon of meerdere kinderen voor of achterop. Die dragen natuurlijk geen helm. Voor honden wordt nauwelijks geremd, die moeten maar uitkijken, voor koeien wel natuurlijk, die mag je niet bezeren want die zijn heilig. En dan loopt er ook nog wel eens een aap of een sadhu, een heiligman, door het verkeer, en zijn de agenten die het proberen te regelen alleen maar lastig.

Het valt ons op dat er vrij veel gebouwen door militairen bewaakt worden, soms ook met tanks. Vooral benzinestations, busstations en de telefooncentrales, het lijken wel forten. Het zijn dan ook strategisch belangrijke zaken.

Thuis, doof van het getoeter, blind van het stof, lopen we alles nog eens na. Alle trekkingspullen zijn in orde, de schoenen zijn gevet en de batterijen opgeladen. Ja, alles is onder controle. En de douche is heerlijk, de laatste voorlopig.

Spannend, we gaan morgen op trekking...


Het is morgen en dat is het al heel lang want we stonden om half vijf op. Laatste spullen pakken, hé daar is de taxi al, nachtwaker wekken, alsnog spullen en sleutel afgeven, naar het vliegveld. Op het vliegveld zijn al drie mensen. De deur zit dicht. Na een uurtje, tegen zessen, zijn er al een mens of 50, en is de sleutel gevonden. Eerst gaat de zijdeur open zodat het personeel naar binnen kan, dan mogen wij, toeristen en sherpa's. We zijn zo vroeg met inchecken dat de balie van de vlieghavenbelasting (170 roepie p.p.) nog niet open is. Dat betalen we gewoon bij Yeti, de luchtvaartmaatschappij. We zijn al security checked en gefouilleerd, kort en oppervlakkig. Bij de volgende controle mag Marcelin gewoon doorlopen, ook Hans komt snel uit het mannenpoortje. Wachten, alweer. Als er een Yeti airline wordt omgeroepen sprint een groep hele kleine Japanse vrouwtjes als pinguïns naar de uitgang. Het blijkt een mountainflight, een vlucht die een rondje maakt om alle hoge bergen te kunnen zien, dus niet voor ons. Om tien voor zeven mogen we wel. Nog een poortje door, weer niet gefouilleerd. En de bus in naar het vliegtuig. Daar staan ie en ineens weet Marcelin weer dat ze het erg vind om in zo'n klein vliegtuig te stappen. De Yeti naast ons mag eerst weg, dan gaan wij. Na ons komen nog een Sita-air en een Ghorka-air.

Het is al licht maar uitzicht hebben we in het begin van de vlucht niet door de smog. Wat een smerige stad. We stijgen en links zijn witte toppen te zien. Verder stijgen en kijk: daar is Chomolungma! Dit is de Tibetaanse benaming van wat westerlingen Mount Everest noemen, Nepalezen zeggen Sagarmatha tegen de hoogste berg van de wereld. Weinig sneeuw, wel een pluim, de straalstroom staat er nog op. Iedereen kijkt en wijst, behalve de piloten: die nemen de afslag en sturen ons de turbulentie in. Met haar maag tussen haar oren ziet Marcelin, die bij het raampje zit, de landingsbaan dichterbij komen. Kreun, help, wat eng. Maar het gaat zoals meestal goed en we parkeren naast de andere Yeti. De bagage wordt er al uit gehaald, een militair sommeert ons naar de uitgang: we zijn in Lukla en wat is het hier mooi! Bergen, dorp, lucht. Met de rugzakken lopen we naar Eco Paradise Lodge, onze bekenden van de vorige keer (come as a guest, leave as a friend). We ontbijten en spreken af dat we de laatste nacht komen slapen. We geven onze tickets af zodat zij de vlucht kunnen herbevestigen: dat is service die bij de kamer inzit. Leuk.

We gaan op weg. Lukla door. In onze herinnering is het smeriger en drukker. Er zijn nu wel meer militairen.

Bij de poort van Lukla hoeven we ons niet te registreren, wel alle inlanders. We wensen de twee enthousiaste Hollanders uit ons vliegtuig nog veel plezier en beginnen aan onze afdaling.

En wat is dit lekker! De rugzak zit goed, de voeten gaan als vanzelf vooruit. Fijn om met z'n twee-en te zijn, en wat is het meteen al mooi hier. Er bloeit soms al iets, een paarse of witte struik. Ook zien we de eerste magnolia al.

Dragers komen ons tegemoet, op slippers, met horloge en radio. Even verder horen en zien we de Dudh Kosi onder ons. Het gletsjerwater in de rivier is ijsblauw en zal ook koud als ijs zijn.

We stappen lekker door. De fleecetruien gaan uit, lekker weer hoor! Choplung passeren we al na 45 minuten. We zijn dan al wat stoepa's, mani-muren en mani-stenen links gepasseerd (dat hoort zo, rechts passeren is oneerbiedig) en dat gaat nog even door. Bij Thadokoshi is een nieuwe hangbrug, ook omdat er veel steenslag geweest is die de oude vernield heeft en na anderhalf uur lopen rusten we bij de stoepa van Gath.

De mensen zijn vriendelijk, ze groeten en lachen. En al heel snel, na twee uur lopen, zijn we in Phakding. We lopen een klein stukje door, de rivier over, en drinken thee bij de lodge aan de rivier. Een man die alleen loopt en bij ons in het vliegtuig zat blijkt een IJslander te zijn, hij gaat hier overnachten en wil ons alles vertellen. Heel veel nieuws horen we niet, toch is hij meer dan een uur aan het woord.

Na de thee gaan we uitgerust verder, langs vele bekende plekjes. Het zicht op Thamserku, een prachtig besneeuwde berg, verrast opnieuw. Mooi.

We rusten nog eventjes na Bengar. Het is Nepali flat (Nepalees vlak is vooral heel veel op en neer), maar de laatste klim naar Monjo is dodelijk. Het ontbijt is ook allang verteerd, de benen willen niet zo graag meer.

Monjo heeft een mooie lodge weten we nog van de keer dat we hier geluncht hebben. De kamertjes, acht stuks in het totaal, met uitzicht op de rivier en het dal in zijn een maand geleden afgebouwd en voor 300 roepie gaan we in één hiervan slapen. Dat niet alleen, ook piesen en misschien wel poepen, want we hebben een privé-wc. En douche, maar die is koud.

We lunchen lekker (spaghetti met groenten en kaas), wassen en maken onze kamer ons thuis. Lezen lukt niet zo goed: Hans valt dan in slaap en aan Marcelin te zien is dit besmettelijk. We gingen als een speer vandaag, heel erg soepel en vlot. Lekker!

We zijn de enige gasten vandaag in deze lodge.

Sherpani, gekleed in rode trui en lange broek, geen traditionele kleding hier, is jong en pittig. Zij bestiert de boel, manlief(?) doet mee. Er zijn ook nog een jongere vrouw en twee oudere, en een jongen. Wie wie is, is voor ons vaag. Wel is meneer een keer in New York geweest, met tussenstop in Amsterdam. We hopen allebei dat de gasten zullen blijven komen. Ook hopen we op neerslag. Het heeft de hele winter niet gesneeuwd en de Kumbu-vallei, een unicum en een groot probleem. Nu nog vooral voor de boeren, als het lang duurt voor iedereen. De vorige oogst was slecht, zo vertelde onze IJslandse vriend. Nog een slechte oogst en het kan hier wel eens hongersnood worden. Kan heel Nederland weer storten op giro 555. De hulp die nu het land binnenkomt via de officiële kanalen wordt door iedereen "afgeroomd", zodat maar de helft overblijft. We wisten niet dat van Ardenne de hulp wil stoppen, maar gezien de corruptie snappen we het wel en past het goed in het Nederlands beleid, dat goed bestuur eist voor ontwikkelingssamenwerking. En van dergelijk bestuur is in het Nepal van nu geen sprake.

In Kathmandu is er nu 3 uur per dag geen stroom en de volgende week zal dit verhoogd worden naar 6 uur per dag, omdat de waterkrachtcentrales de vraag niet langer aan kunnen. Hier brandt de kachel, heel erg warm, en ook wij branden, van de zon, dat al na 1 dagje wandelen. Het gaat best hard op deze hoogte.

Woensdag 8 maart.

We zijn vijf dagen van huis en we zijn in Namche. Dat kan makkelijk, maar is wel heel raar. In Monjo genoten we van de mensen, de mooie lodge. Vanochtend was er veel aanloop: dragers die in Toktok hadden overnacht liepen langs. Sherpani met de rode trui kocht een doos met blikjes bier, zakken rijst, een hele grote doos eieren, en nog wat etenswaren. Zou ze echt dat besteld hebben of is dit een SRV op voeten? En zo ja, is de voorraad van de drager zelf of van een ander?

Er zijn heel veel dragers op weg naar Namche. Eén van hen draagt o.a. een doos met twee blikken soja olie: tien liter per blik. Een ander 8 dozen met elk 24 blikjes bier, dat is 8 maal 6 liter, is 48 kilo minimaal. Plus nog de dozen nescafé, thee en pringles. Nee die laatste wegen niet zoveel. Gelukkig maar. Sommigen hebben een hele hoge lading, veel langer dan zijzelf.

Er zijn ook yaks op weg naar boven, die we al snel inhalen maar dan zij ons weer etc.. Op het steilste stuk van de klim naar Namche raken we ze kwijt, of beter gezegd: zij ons. We halen ze niet meer in. Er lopen ook twee mannen met opgerolde bamboematten. Achter hen een vrouw zonder last maar met een gescheurd rugzakje. Ze is erg scheel en nog vriendelijker. We zien ze terug bij het uitzichtspunt.

De route: we zijn al heel snel bij het checkpoint. Inschrijven hoeft daar niet meer, maar moet in Namche. Ze zijn een heel nieuw gebouw aan het maken. We vinden het erg optimistisch gezien de afnemende bezoekersaantallen. Ook de afgelopen winter was slechter dan die daarvoor. Vorig voorjaar was ook slecht, de cijfers waren net zo slecht als in 2002, en dit eerste jaar na 11-9-2001 is een absoluut dieptepunt.

We lopen verder, naar de brug die ons naar de linkeroever brengt. Die ligt in de zon en we doen de truien uit.

Dragers, inhalen en ingehaald worden, tegenliggers. Het is erg druk. Bij Thaog steken we de Dudh Kosi weer over, en lopen afwisselend in de schaduw en de zon over de keien van de oever. We nemen de "hoge" brug bij Thaog. Er ligt ook een lagere, die vorig jaar nog veel werd gebruikt. Vooral geschikt om yaks in te halen. Nu zijn alle planken eruit en is er alleen een geraamte over.

De rivier gaat tekeer, we moeten hard praten om elkaar te verstaan. Dat komt ook een beetje door de harde wind. En alles is zo droog en stoffig, zielig gewoon.

We halen wat yaks in en klimmen in een voor ons zeer vlot tempo omhoog naar de brug, die op 2930 meter hoogte ligt. Hier steken we snel over, want nu zijn er geen lastdieren in de buurt. We weten het wel, ook die dragers en yaks wegen soms meer dan 100 kilo, maar het voelt niet echt zeker zo hoog boven de kolkende rivier, met de rugzak op mijn rug, op zo'n dun plankje te gaan staan. De planken veren mee en kieren, soms is er nog een dun plankje overheen getimmerd. De brug wiegt heen en weer en op en neer. Soms zijn we onze voeten even kwijt of het oppervlak waar we onze voeten neer wilde zetten is er ineens niet meer. Heel vervelend. Lopen als een dronkeman. De stroming van de rivier is tegengesteld aan de richting die de rukwinden aan de brug geven, ook al verwarrend. En dan is 'ie ook nog eens minstens honderd meter lang. Nee, het is best een spannende brug.

Nu begint het serieuze klimwerk. Het zijn voornamelijk treden in het begin en we horen elkaars woorden aan die met een k beginnen. Wat is dat toch vervelend lopen, een tree is altijd te hoog, of te laag, of te smal. De lucht begint al aardig ijl te worden, we staan wat vaker stil om bij te kunnen ademen. En wat gaan we toch hard omhoog! Op het rustpunt, een platform waar men ooit is begonnen een theehuis te bouwen maar waar men na het egaliseren van de grond ook mee is opgehouden, rusten we even. We zijn halverwege de klim. Nou, van echt rusten komt niet veel. We drentelen vooral, want we hebben zicht op Everest. Wat is ze zwart, bijna geen sneeuw. De straalstroom lijkt heel erg sterk, wat mooi en gaaf, zo'n enorme pluim van wolken die van de Everest weggeblazen wordt.

We klimmen weer. Het gaat nu iets minder steil, maar wat is het toch stoffig. En na een bochtje zien we Namche! Nu is het niet ver meer.

Marcelin krijgt het wat moeilijker, maar gaat nog steeds goed. In een verloren hoekje staat een "noodgebouwtje", en in deze stal worden ons de kaartjes voor het Sagarmatha nationaal park verkocht.

Zonder aarzelen lopen we nu door en de kern van Namche in. Door smalle straatjes waar buitensportspullen verkocht worden, over bestraatte paadjes. Bij de wasplaats is het druk, vooral jongeren doen nu de was. Tussen al die meiden staat 1 jongen zijn was te doen.

Er blijft maar gebouwd worden terwijl het toerisme maar afneemt. Wat een optimisme. En daar is dan onze lodge: hotel Namche. Dezelfde als vorig jaar omdat het eten hier heel erg lekker is en omdat de Sherpani die deze keet runt heel erg vriendelijk en goed is. We krijgen de hoekkamer met uitzicht op het klooster, de straat en Thamserku en nog een berg. Prachtig.

De lunch, macaroni met kaassaus gaat er al weer goed in, ondanks de hoogte willen de magen brandstof. Maar weer eens een grote pot thee leegdrinken, even wassen want het lijf is weer zout en stoffig en dan even rusten. Naar buiten kijken. Lezen en schrijven en weer naar buiten kijken. We voelen ons goed, hier in Namche. Een nieuwe droom die werkelijkheid wordt. Hier is hier zo... bijzonder. Indrukwekkend zou men in Nederland zeggen. En wat ging het lopen goed. In drie uur en 10 minuten zijn we er al, de kanjers.

Onderweg wilden twee knullen het horloge van Hans kopen. Helaas, de vraagprijs van 25.000 roepies is teveel. Dan proberen ze maar iets te verkopen. Eén dringt iets te lang aan en zit aan het fluitje aan de rugzak. Dat vindt Marcelin stom en dat zegt ze ook. Hij taait af met een sorry. Haar humeur wordt er niet door verpest. Da's dan wel weer leuk. We kijken naar buiten, de straatjes in, naar de bergen. Ook maken we plannen voor de acclimatiseringtochten: morgen eerst naar Everest View Hotel, en evt. door naar Khumjung, en weer terug. Daarna misschien nog naar Thame. Leuk!

De onrust slaat toe. Dan maar het dorp in. We lopen door de winkelstraatjes, zien mooie fleece-jes (windblock, écht nep), mooie kussenovertrekken (dat is wat voor de terugweg), sieraden. Marcelin kan het natuurlijk niet laten en koopt een ring. Later ook nog een "ketting" met een tijgeroog en 2 turkooizen. Hip hier, we zien er veel mensen (vooral Nepali) mee lopen. Leuk. We lopen naar de stoepa, beneden in het dorp. Eerst lopen we door de poort, die we op weg hier naar toe gemist hadden, écht Namche in. Dan een rondje stoepa.

Dan lijkt het noodlot toe te slaan. Even denkt Marcelin dat het helemaal afgelopen is als ze zich verstapt en haar linkerenkel pijnlijk oprekt. Ze schreeuwt van pijn, van schrik, omdat ze niet wil dat het zo afloopt. Hans rent geschrokken naar haar toe. Even later voelt ze dat de werkelijke schade meevalt. Ze kan haar enkel zonder pijn bewegen. Nu voelt ze hem iets. Ze heeft haar linkerbuitenbandje, onderin, opgerekt. Erg veel pijn doet het niet, ze heeft wel eens erger meegemaakt, maar echt fijn is het ook niet. Morgen maar even zien hoe het gaat. We hopen dat het wel losloopt...

We zitten nu beneden in het restaurant van ons hotel. Volgens ons is de baas er niet, want de jongens zijn aan het klooien met de muziek vooral, maar ook de bediening loopt niet erg soepel nu, oftewel, ze doen niets.

Net, om half zes, zagen we trouwens de twee Nederlanders uit het vliegtuig aankomen. Erg laat en zo te zien erg uitgeput. Bij de buren (Kumbu Lodge) was blijkbaar geen plek, maar bij hun overburen weer wel. Dit alles zagen wij uit ons raam met dat geweldige uitzicht. En dan die hele mooie bergen, het dal van de Dudh Kosi naar beneden, en een winkelstraat als decor. Leuk hoor, toeristen en Sherpa's bespieden en ook de beesten bekijken: koeien en paarden. We zien een toerist in korte broek. Hij wordt erg uitgelachen en zijn sokken worden opgehesen. Een man loopt in een strakke glimmende zwarte legging. Ook in Amersfoort zou hij opvallen.

We lezen wat, schrijven wat. Nu dus beneden, Hans kijkt op de kaart, Marcelin schrijft. Zo meteen weer eten, we hebben alweer een enorme trek.

Wachtend op het eten nemen we nog even de lichamen door. Marcelin haar enkel is er, natuurlijk. Verder voelt ze zich erg goed. Geen hoofdpijn, geen zere spieren. Hans heeft een beetje stijve bovenbenen. Zijn hamstrings zijn oké en dat is fijn. Geen zere voeten behalve met een langere afdaling. Dat komst dus echt door het asfalt. De borst (gekneusd in een potje voetbal) doet het ook goed, en de stijve nek is bijna helemaal over.

We moeten beide vanwege de hoogte af en toe bij-ademen, en we hoesten wat. Dat laatste ook vanwege het stof natuurlijk. Dat valt dus allemaal reuze mee. We wagen de gok maar niet om aan het bier te gaan. Dat komt wel op de terugweg.

We eten een heel erg lekkere dal baath, het nationale gerecht van rijst en linzenprut, en missen het vlees, dat we wel besteld hadden, niet eens. Vooral de groentecurry is erg lekker. We praten nog even met twee maffe Fransozen, waarvan en één erg veel, in zijn houding, op mijn neefje Roy lijkt. We lachen om hun naïviteit; ze wisten niet dat je in Nepal een trekking kunt doen. Hoogteziekte? Niet zelf koken in de lodges? Leuke knullen wel. We nemen nog een warme chocolademelk en liggen pas om kwart voor negen op bed.

Donderdag 9 maart.

Hans zit heerlijk in de vensterbank; wat een lekker plekje is dit toch. Je kan de bedrijvigheid op straat zo leuk observeren. Bij een winkeltje maken ze een soort afdakje. Een stuk of vier mannen zijn hier druk mee. Gisteren hadden ze de staanders al geverfd, nu hangen ze bijna allemaal en helemaal aan de muur. Het werk werd met een kritisch oog gevolgd, eerlijk gezegd waren het er een stuk of acht, want er stonden altijd minstens vier mensen te kijken, te lachen en commentaar te leveren. Eén van hen rent zojuist zijn bank weer in; er zijn klanten.

En leuk om naar de toeristen te kijken. Wat doen sommigen maf, zoals in korte broek lopen, of in een strakke legging. En wat is er toch een grote hoeveelheid donsjacks. De lokale mensen zijn uiteraard ook de moeite van het bekijken waard, net als de naar binnen rennende koeien.

En de bergen blijven prachtig. De wind is naar het noorden gedraaid, koud hoor, en brengt wolken met zich mee. De toppen van de bergen steken er nog bovenuit en lichten fel wit op door de nog een beetje aanwezige zon. Ja, een heerlijk plekje, die vensterbank. Het uitzicht is niet helemaal vrij; je kijkt tegen een nieuwe lodge aan. Vorig jaar stond het nieuwe gedeelte er nog niet, ze waren bezig de fundering te leggen.

We sliepen uit vanmorgen. Pas om half acht stonden we op en om acht uur zaten we aan het ontbijt. Een keurige tijd, net achter de grote groepen aan. Gisteren dineerden ze hier ook al, met z'n dertienen een driegangenmenu. Allemaal Fransen, en ook rechts van ons werd Frans gesproken, en dan nog de twee Franse knullen. Er waren slechts 3 Japanners, dat valt dan weer tegen. Maar wel één hele drukke Japanner, die telt voor 4. Ze loopt minstens 12 maal van tafel weg om, ja wat?, te doen.

De grote groepen hebben dus net ontbeten. Wij nemen een "set breakfast". Het sap is vies, maar de toast, gebakken eieren en gebakken aardappels zijn lekker. Bakkie erbij...

Marcelin heeft niet best geslapen, Hans heerlijk tot half zeven, want toen stonden alle Fransen op. We pakken wat spullen in een rugzakje want we gaan tóch aan de wandel. Een acclimatisatietocht, niet zo ver hoor.

We klimmen aan de oostzijde Namche uit, tot aan de militaire post. Er staat een helikopter met zeil overdekt en daarnaast een bordje dat dit tafereel verboden te fotograferen is. Jammer, het was zo'n mooi beeld: helikopter met Ama Dablam. Ja ja, daar is ze dan: Ama Dablam. Wat een prachtige berg is dat toch, misschien wel de mooiste van de hele wereld. Het lijkt wel of er een toef slagroom op ligt, zo'n gekke vorm heeft dat ding. En hoog dat ze is: 6814 meter.

We zoeken de weg naar het Everest View Hotel en weten hier ruzie over te krijgen. Best knap. Vooral omdat het pad niet meer bestaat. De helling is met hekwerk afgezet om nog meer erosie te voorkomen. We lopen dan maar over het pad richting Tengboche. Dat klimt óók. En al snel bedenken we dat we een hele domme start gemaakt hebben: slechte communicatie, geen water en eten bij ons, geen kaart. Lekker handig zeg.

We lopen toch maar door, we kunnen straks vast wel iets kopen. Het is in ieder geval prachtig hier. Middenin al deze hoge bergen. We kunnen terugkijken in de vallei waar we vandaan kwamen. Kijk, daar ligt Monjo. En daar is de Dudh Kosi. En al die toppen, hele hoge bergen, waarvan we de naam niet weten.

We stappen stevig door. Marcelin heeft gelukkig geen last van haar enkel. Het is ook een lekker paadje, lekker veel stenen, dus wel wat concentratie voor nodig. We lopen allebei met één stok, goed voor het ritme zonder al te veel op een Duitse toerist te lijken en maken lekker veel foto's.

We lopen tegen de stoepa aan, wat ligt íe toch mooi daar, met Ama Dablam er achter. De groep, die voor ons zit, hebben we nu al bijna te pakken en even verder gaan we er langs. Er is een donatiedoos voor een lichamelijk gehandicapt geraakte Sherpa, die veel werk voor de gemeenschap en minderbedeelden gedaan heeft. Wij hebben vorig jaar al gegeven, dit keer doen we dit niet. Het blijft lastig, geld geven aan individuen. Waarom zou ik hem wel wat geven, en de zwerver zonder benen in Kathmandu niet? Ik geloof meer in kleinschalige projecten, waarin deze triviale vragen niet spelen, en waar een hele gemeenschap van profiteren kan. Maar het blijft moeilijk...

En na nóg een bochtje zien we een bekend, en heel erg mooi beeld. Ama Dablam, Tengboche op de richel, Phortse in de hangende vallei, het dure hotel beneden, en zelfs Mong La, de pas die we over een paar dagen over willen is te zien, en daar is ook Everest weer...

Prachtig.

We lopen nog even door, met de dragers van de groep die we passeerden en hebben lol samen. In de groep moet je nu niet lopen, er hangt een vette alcohollucht boven die club en de gezichten zien er zeer katerig uit.

Heel snel zijn we in Sangnasa, een dorp van twee lodges en een huis en een douche met uitzicht. We gaan op het terras zitten en genieten van het uitzicht, met een pot thee erbij. Twee Australiërs praten met de eigenaren, een gezellig gesprek. Wij kopen nog wat water en chocolade bij de lieve mevrouw en gaan weer, op naar Khumjung.

Het is een voor ons totaal nieuwe route, hier zijn we nog nooit geweest. We komen langs verschillende heel oude manistenen en een mani-muur. Er zijn ook een paar boompjes geplant, midden op het pad. Rechts van ons loopt de route van Khumjung naar Mong La, en ook nu klimmen we stevig. In korte tijd stijgen we 100 meter, en dat doen we heel erg goed. Het loopt gesmeerd! En al vlot staan we in Khumjung. Het is niet echt een fijn oord. Er zijn heel veel lodges zonder dat er veel te doen is. Er is ook heel veel landbouwgrond, de aardappels zijn beroemd om de goede smaak, maar nu staat alles brak lijkt het wel. Stof overal.

Het is veel groter dan ik me herinner, het duurt best lang voor we bij de school zijn, en de stoepa met de twee torens. We zoeken nog even naar de lodge waar we vorig jaar zaten, en vinden inderdaad de Ama Dablam Lodge. Dan gaan we richting pas, richting Namche, langs de stoepa met gebedsmolens, de enorme mani-muur en nog een stoepa. In de mani-muur zijn hele mooie afbeeldingen van raden, maar voornamelijk Boeddha's.

We klimmen nog even en vlak voor het serieuze klimwerk begint gaan we zitten voor water en chocolade. Twee meiden passeren ons, hippe meiden, met neuspiercings, fleecetruien, nieuwe strakke spijkerbroeken, sportschoenen en hip haar. En een band om hun hoofd met een zak aardappels op hun rug.

In rap tempo beklimmen we de treden naar de pas met gebedsvlaggetjes, stoepaatje en khata's, dat zijn een soort shawls met symbolische waarde. Helaas ligt Everest nu in de wolken, eventjes laat ze weer iets van zich zien. Onze IJslander uit het vliegtuig arriveert van de andere kant en praat tegen ons. We krijgen af en toe de kans iets terug te zeggen. En dan is het dalen geblazen. Langs nóg zo'n stoepa op een prachtige plek. En verder. Er komen ons yaks tegemoet, en bij de airstrip zien we er enkele opgeladen worden. Er is kennelijk een lading per helikopter afgezet. Het is een mooi plaatje: yaks in dit berglandschap.

Na nog zo'n tien minuten dalen zien we Namche liggen en nog even later staan we op de richel boven Namche, ten zuidoosten er van. Vanuit deze hoek hadden we Namche nog nooit gezien, mooi hoor.

We zijn recht boven de tempel, op deze helling hangen heel veel gebedsvlaggen. En al dalend komen we bij de tempel. De mani-muren zijn kleurrijk. Da's mooi. Er zijn ook veel kloostergebouwen en we zien veel monniken. Vanmorgen zagen we er twee badmintonnen.

Dan is het nog maar eventjes en we staan bij onze voordeur. Thuis na een geweldige wandeling. De lunch, een soep met noedels, knoflook, champignons en vlees is heel erg lekker. Even bijdrinken, dan douchen (de laatste keer voor twee weken?), kleren wassen en rusten.

En nu zo alweer eten. Erg luxe: Steak met patat. En cola!

Iemand probeert driftig te bellen, wat een getoet en geschreeuw, het lijkt nu eindelijk goed te komen. Moe, honger, het kaarsje gaat langzaam uit. Brrr, koud, ook vermoeidheid?

Lekker slapen dan maar.

Vrijdag 10 maart.

Het regent, heel hard. Overal in Nepal hebbe we gehoord, maar of het klopt? We hebben het laatste stukje van onze dagtocht in de sneeuw gelopen, en daalden de regen in. Net op tijd binnen! De hele dag al speelden de wolken een spelletje. Omhoog, omlaag. Erg veel uitzicht hadden we niet. Best jammer, vooral omdat we een nieuwe route liepen: richting Thame, een zijdal naar het westen vanaf Namche. Langs de Bhote Kosi, waar niet heel veel water in staat. Ook hier is een waterprobleem. Dat is niet met deze bui opgelost, maar alle beetje helpen.

We liepen eerst langs een steengroeve. De stenen die hier losgebikt worden, gaan in draagmanden naar Namche. Daar worden ze in kleinere stukken gehakt en gebruikt voor de eeuwig doorgaande bouw. In de steengroeve dendert een radio. Verderop is het weer stil. We duiken een dennen- en rododendronbos in, Nepali flat oftewel op en neer. We komen door Purte, een dorp met een poort en een stoepa. Even verderop, boven het dorp passeren we nog een stoepa. De poort is versierd met allerlei boeddha's, grote en kleine, geschilderd op plafond en muren. De stoepa's hebben beide een nis waarin een boeddhabeeld staat. Hele mooie trouwens. We lopen verder, op en neer. Af en toe komen we mensen tegen: 4 toeristen, 1 met gids, veel yaks met drijvers, wat dragers, een paar stoere mannen te paard die over de paden galopperen, een paar monniken. In Thamu zien we een mooie lodge. Hoog boven het dorp ligt Lauda Gompa, wat een plek om een klooster te bouwen, zo'n 200 meter boven het dorp! Aan de andere kant van het dorp ligt nog een gompa, die er niet zo mooi uitziet. Af en toe worden we gegroet door kinderen onderweg. Een enkeling bedelt (bonbon, bonbon, roepie), de meesten zijn alleen nieuwsgierig.

De regen is nu overgegaan in sneeuw en de soep is er. Wat een lekkere soep, die hadden we gisteren ook al als lunch: knoflook, champignon, vlees, spaghetti en veel peper. Het sneeuwt hard, het blijft ook liggen nu. Wat dat voor onze trekking betekent zien we wel, we kunnen toch niet inschatten hoe het hogerop is en hoe het morgen zal zijn.

De route van vandaag. Voorbij Thamu gaat het serieus klimmen. En dat vindt Marcelin vandaag niks. Ze is niet fit, ongesteld geworden, dus last van buik en rug en heeft moeite d'r ademhaling te reguleren. Niet fijn zo. Het is wel mooi om hier te zijn, dit nieuwe dal. We zien dorpjes aan de overkant, geen golfplaten daken daar maar leisteen met bamboe matten. De dorpjes aan deze kant zijn gemengd, deels wat rijker, deels heel arm.

In Somde is het kaarsje bij Marcelin uit. Nog één bocht wordt: ze gaat nergens meer heen, alleen nog terug. Hans loopt toch nog naar de volgende bocht en ziet vandaar af Thame liggen. Marcelin rust en voelt zich al iets beter.

We gaan terug, dezelfde route maar dat is niet erg. Er is genoeg te zien, alleen geen uitzicht want de wolken zakken steeds verder. Zo ver dat we er in lopen. In Thamu drinken we nog wat thee in de mooie lodge, de jongen weet zich bijna geen raad maar redt het toch.

We lopen door en het begint zachtjes te sneeuwen. Vlak boven Namche sneeuwt het echt, veel steenhouwers gaan al naar huis terwijl het pas half twee is. Wij gaan ook naar huis, en het begint heel hard te regenen. Marcelin test nog even de nieuwe overkapping van de overburen, waar gisteren zo hard aan is gewerkt. Hij lijkt waterdicht.

Vlak boven het dorp horen we de geluiden. Het getik van metaal op steen, van de bouw. Van kraaien, veel, groot en brutaal. De bellen van de yaks, heel handig als je ze op een pad tegenkomt, je hebt genoeg tijd om aan de kant te gaan. Stemmen van mensen. Blaffende honden, dag en nacht. Radio's.

En het sneeuwt, sneeuwt en sneeuwt. We denken eerst nog aan natte sneeuw, het blijft niet liggen. Maar toch, na een half uur, zijn de akkers en daken een beetje wit. We gaan naar onze kamer en zitten daar uit het raam te kijken en lopen soms de 1,5 meter om uit het andere raam te kunnen kijken. Het is zo leuk om naar de sneeuw te kijken. Een beetje vreemde fascinatie. De mensen op straat reageren zo grappig. Kinderen spelen, maar ook volwassenen worden weer kind(s).

Na een tijdje blijft de sneeuw toch ook op straat liggen. En het pakje wordt dikker en dikker. Vier mensen spelen al drie uur lang voetbal in de sneeuw, lachen.

We gaan maar weer naar het restaurant. Koud hoor. Eén straalkacheltje moet de hele zaak verwarmen, en zo heet is dat ding helemaal niet. Dat gaat dus nooit goed komen. Ik verlang naar een goede kachel met hout en yakdrollen, waar je omheen schaart, en roept dat het "nice and warm" is. Wel fijn dat we een binnenwc hebbe

Er ligt nu 10 cm sneeuw. Wat te doen als het morgen nóg sneeuwt? Diverse scenario's komen langs: hier blijven, toch gaan. Maar ja, we zien het morgen wel en hopen op zon. We willen ook de markt nog bezoeken morgen, dat wordt dus vroeg op.

Eergisteren was het heel druk in de lodge, nu zijn er slechts 5 toeristen, 1 minder dan gisteren. Nee, het gaat niet goed met het toerisme.

Twee Britten willen naar Kalapatar of basiskamp, en vooral één maakt zich zorgen over het weer en zijn conditie. Hij wil een whisky, maar op advies van zijn gids neemt hij het wijze besluit een colaatje te drinken. Leuke gozers wel, jonge geld- en carrièremannetjes met zelfspot. In de keuken wordt een yaksteak geplet op de maat van eerst Nepali house, en nu Bollywoodmuziek. Wij gaan aan de lasagne.

Die was lekker. Het bleef sneeuwen. Al even voor acht uur lagen we in bed. Lezen en aan de MP3 en dan 'ns slapen.

Zaterdag 11 maart.

Om half zeven gaat de wekker, maar we zijn al wakker. Vol verwachting werpen we een blik naar buiten. De sneeuw blijft vallen. Het heeft de hele nacht doorgesneeuwd en er ligt nu ongeveer 30 cm. Da's best veel. Toch pakken we onze spullen. We gaan naar beneden maar het restaurant zit nog dicht. Al snel komt jonge knul aan met de sleutel. We drinken koffie en thee, ontbijt zit er nog niet in. We glibberen naar buiten en gaan toch maar bij de markt kijken. Die is klein vandaag, door de sneeuw, maar er zitten toch wel wat mensen. Onder een plastic afdakje, dat regelmatig sneeuwvrij gemaakt wordt. Het blijft maar sneeuwen, soms iets harder, soms iets minder. Dan kunnen we de overkant van de rivier zien, maar meestal is die weg.

We glibberen terug naar het hotel. Voor de deur staan twee sneeuwpoppen. Sherpa's zijn sneeuwballen aan het gooien, naar elkaar en naar toeristen. De overbuurman probeert het pad sneeuwvrij te krijgen met een schep. De buurman van de bank veegt z'n stoepje schoon en schuift de sneeuw op het net schoongeveegde pad. We vragen aan de gidsen van de Britten wat zij doen. Zij blijven, in ieder geval zolang het sneeuwt. Iedereen raadt ons aan te blijven. Een Australiër en Française komen hun was brengen en vragen ons waar wij heen gaan. Ook omhoog. Misschien gaan we samen, een groter groepje kan veiligheid bieden. We houden het in beraad en zien elkaar vanavond weer. Zij vertellen ook dat de weersverwachting voor morgen goed is. Zon en dus dooi. Dat geeft de doorslag: we blijven hier. We pakken deels weer uit en trekken meer kleren aan.

We drinken nog wat en kletsen met de Britten. Dan even naar de kamer, uit het raam kijken.

Weer terug naar het restaurant. Een man gaat boos weg omdat hij niet snel genoeg wordt geholpen. We begrijpen het niet helemaal. Een ander is net binnen uit Pangboche. Hij heeft het zwaar gehad. De man en gids die we gisteren op weg naar Thame steeds tegenkwamen komen nu ook binnen. Op één dag op en neer was toch verstandiger, zo blijkt. Een oudere Duitse man vond dat ook, hij is gisteren ook op en neer geweest vertelde hij ons. Blijkbaar móest ie het gewoon even kwijt aan iemand anders, want toen het verhaal af was liep hij ook weer door. Geweldig.

Britse knul is over 4 dagen jarig en heeft wodka mee. Goed plan!

We kijken maar weer naar buiten. Grote pakketten sneeuw hangen gevaarlijk over de dakranden en soms valt er weer wat, met een grote knal en met of zonder dakgoot. Het lijkt wat lichter te worden, oh nee toch niet. De wind draait naar het zuiden denken we en dat zou wel eens beter weer kunnen betekenen. We hopen het.

De huiskamer waarin we vandaag bivakkeren is zo'n 6 meter breed en zo'n 25 meter lang. Langs de kanten staan tafels en stoelen. Links van de deur is een gedeelte met banken langs de kanten en dubbele tafels. Er zijn ramen in de wand links van en tegenover de deur. Aan de andere lange wand zijn ingebouwde kasten waarin dure, antieke potten en vazen staan. Dat denken we tenminste, het is in ieder geval geen goedkope troep. Tussen de drie kasten in hangen foto's: o.a. van de kroonprins in deze ruimte, een krantenartikel over Maya's bruiloft, de familie, en nog een paar keer de familie. Ook hangt er een kalender met foto's uit de Alpen. De korte kant rechts van de deur is een toonbank met er achter een winkeletalage: cola, sprite, fanta, bier, whisky, wijn (uit Australië), champagne, koekjes, wc-papier, zakdoekjes, pringles, marsen, nootjes. Ernaast is de deur naar de keuken. Ook tussen de ramen hangen foto's, van Everest. Twee schilderijen van Namche, in naïeve stijl heet dat. En een goedkoop affiche met afbeeldingen van diverse goden en demonen, we herkennen ze niet. In het midden een bordje met "thank you for not smoking". Er hangt een khata om dit ingelijste affiche.

In het midden hangt nog een erg mooie khata, in de hoek staat een gebedsmolen. Stijlvol, luxe en erg koud. Er staat nog wel een minutieus straalkacheltje in het midden, en een losse radiator van één meter hoog en één meter breed, maar daarmee krijg je zo'n ruimte niet warm.

We verheugen ons op de lodges hogerop, met houtkachel waar je met elkaar omheen zit. Nu zitten drie gidsen om de straalkachel, maar da's toch anders.

O ja, op de toonbank staat een telefoon. Regelmatig komt er iemand langs om te bellen. Soms lukt dat, waarna er een gesprek geschreeuwd wordt. Vaker lukt het niet en blijft de persoon het proberen, met een hoop getuut als gevolg. Lukt het dan nóg niet, dan probeer je het een paar uur later weer. En de volgende dag. En de dag daarna. Zoiets.

Inmiddels hebben we een heerlijke dal baath achter de kiezen, vooral de vleescurry was heerlijk. Vanmiddag hadden we al soep en momo's gegeten; gefrituurde momo's met goed gekruid vlees en ook het deeg was oké. Momo's is een Tibetaans gerecht; deegrolletjes gevuld met groenten of vlees. En nu zo lekker slapen, want het is al bijna acht uur... 

Zondag 12 maart.

Wat een dag. We zitten nu om de kachel in de "River Lodge" in Phortse Tenga. En we zijn in een goed gezelschap. Twee Amerikaanse; Cora en Adele, hun gids Lakpit en hun drager en wij. We zitten lekker te kletsen en te schrijven. De Amerikanen hebben al vaker met deze gids gelopen, en zo te zien bevalt hen dit wel.

Vanmorgen stonden we al voor half zeven op. Marcelin had al gepoept en ik was wakker en moest plassen. We pakken onze rugzakken in en kijken hoopvol naar buiten. Er valt geen sneeuw meer en de lucht is blauw. Geweldig! Er zijn wel wat wolkjes in het zuiden, maar wat geeft dat? De bergen om ons heen zijn prachtig wit en steken zo mooi af tegen die blauwe lucht. Dit wordt vast een mooie dag.

Om 7.05 uur zijn we in het restaurant. De Australiër zit er al, heeft er zin in want ook hij vindt het weer goed. Hij heeft zijn ontbijt al besteld en kan niet wachten om te gaan. Wij bestellen ook. Het duurt even voor alles er is en ook op de goede plek gearriveerd is, want niemand kan kennelijk beslissen wie wat doet in de keuken, en dus gebeurt er ook bijna niets.

Goed, we hebben toch ons ontbijt gehad, pakken onze spullen en betalen. We hoeven nog geen 5000 roepie te betalen (dat is zo'n 50 euro), veel te weinig denken we, maar we kunnen er niets aan veranderen dat ze hun werk niet goed gedaan hebben. Dus doen we 500 roepie in de tipbox, de jongens zijn erg blij, fijn voor hen.

We hebben om 8.30 uur afgesproken bij de kruidenier met andere "individualisten"; wandelaars zonder gids. Om 8.50 uur zijn ze er alle 6. Joe, de Australiër met zijn Franse vriendin Daphne, Kevin, ook al van down under, en Maggi, een Duitse, en wij. Een goed plan, deze groepering. We weten niet welke problemen het lopen in de sneeuw gaat geven, en samen ben je sterker.

Daphne gaat voorop, wat is ze sterk, ze is ook wel wat bergwandelen gewend doordat ze uit Chamonix komt. Ze werkt daar als berggids. We klimmen vlot het dorp uit, en verbazen ons allemaal over de schoonheid van de omgeving. Al die sneeuw en hoge bergen, en even verder hebben we een blik in de ineens veel groenere vallei. Wouw.

Het lopen valt best mee, er is een goed spoor en wij sporen mee. Om een hoekje zien we Ama Dablam, helemaal wit nu, en als we het hoekje helemaal om zijn zien we Everest. En Lhotse, en Nuptse. Heel mooi.

We staan erg veel stil om onze superlatieven te delen, gezellig, soms lopen we ook. Hans gaat twee keer onderuit, Kevin één keer. We zien een adelaar o.i.d., erg groot. En daar Tengboche. Het klooster steekt door zijn rode kleur mooi af in de sneeuw. We zien Phortse in de hangende vallei.

De Duitse is vooruit gelopen en zit al aan de thee, op een ander terras dan wij bedacht hadden. Na enige bescheiden aarzeling lopen we door naar het andere terras, hier hebben we zicht op onze route over de Mong La. We bestellen thee en krijgen bezoek van Joe en Daphne, en ook van Kevin, en gaan dan ook nog aan de kokosbiscuits. Een nieuwsgierige yak snuffelt aan toeristen en rugzakken. Een Amerikaan, die ik al 3 sigaretten onderweg heb zien roken, krijgt ruzie. Hij heeft last van de hoogte en anderen mogen zich niet met zijn rookgedrag bemoeien. Boos keert hij om, de achterblijvers zijn opgelucht. De gids rent nog achter hem aan met zijn jas en komt tien minuten later teruggerend. Ze gaan weer op weg, ontdaan van hun ballast. Ook wij gaan op weg, met minder gezelschap. Absoluut geen ballast, maar fijne mensen. Zij gaan naar Tengboche, naar het klooster, wij naar Phortse Tenga. De Mong La op. Dat is omhoog, zo'n 350 meter. Dus dat klimt. Door de sneeuw. Er is al gespoord, dat scheelt heel erg veel. Maar toch is het zwaar. De dame bij het terras zei dat het 1 uur en 20 minuten duurt. Wij gaan uit van 2 uur. Klimmen. Af en toe wegglijden: een stap omhoog en een halve omlaag. Soms een stap naast het pad, dan zak je gelijk tot de knie weg. De stokken, ieder één, geven veel steun. We worden na een uur ingehaald door drie beladen yaks met een lieve dame als yakherder. Heel lang kunnen we haar een paar bochten voor ons zien. Want na het eerste, steile stuk, gaan we om de berg heendraaien. Bocht na bocht. Soms met heel veel sneeuw, soms heel weinig. Dan lopen we door ijswater, Marcelin haar schoenen houden het niet, en ze krijgt natte voeten. We zien de lodges al liggen, en gaan gestaag omhoog. Bocht na bocht. De wolken komen opzetten uit het dal, en komen van boven ons. Bocht na bocht gaan we verder. De yaks zijn uit zicht, die zijn de pas al over. Bocht na bocht. En daar is de eerste hut. We lopen door naar de laatste, naast de kleine stoepa die echt boven op de pas staat. Leuke mensen hier, ook de gasten trouwens. Twee Amerikanen dus, met gids en drager. En drie mannen die vast ook wel ergens vandaan komen maar ik zou niet weten waar. Ze komen uit Dole gelopen, wij krijgen tips voor een hut in Dole en in Phortse Tenga. Fijn! We eten sherpa stew (een goed gevulde soep) en drinken hot lemon, (warme limonad) twee bakken. Heerlijk, ook Marcelin voelt zich weer wat warmer worden en haar buikpijn trekt weg. Lastig hoor, ongesteld zijn onderweg. De tampon, de gebruikte dus, verdwijnt met wc-papier in een plastic zakje en dat in haar rugzak. Ze kan het moeilijk in de plee gooien, dat wordt gebruikt als mest en dat vinden we geen goed idee.

Na het eten dalen we af. De mist is nu echt naar beneden gevallen en het is best fris. Het pad is steil en erg glibberig. Hans zingt slippery people. We hebben wat tegenliggers, één is een Nederlander. Met een heel rood hoofd, en een iets minder rode brede streep over zijn voorhoofd waar kennelijk de afgelopen zonnige dagen een hoofdband gezeten heeft. Hij blijkt Joep van het prikbord op Nepalpagina te zijn, grappig om hem tegen te komen. Hij loopt in één dag van Machhermo naar Namche, dat zouden wij niet graag doen en wij zijn ruim tien jaar jonger. En ik denk ook lichter, want dit is geen kleine jongen.

We dalen het laatste stukje, en slaan dan af richting Phortse want die kant op is ook River Resort. Nog een stukje afdalen, hopelijk is het de moeite waard. Daar is het, en daar zijn "onze" drie yaks en hoedster, en de Amerikanen en dit is helemaal goed. De lodge is schoon en mooi, met tweepersoonskamers.

Een lekker plekje. We eten er spaghetti, ook oké. En we zijn moe. Heel moe.

De sneeuw is inmiddels wel van het dak gevallen. Even zakten de wolken weer vandaag, en sneeuwde het een beetje. Het is al lang donker nu, dus of de wolken er zijn weten we niet, wel is het droog.

Een kwartiertje geleden kwamen twee meiden thuis vanaf Namche, het laatste uur hebben ze in het donker gelopen. Zij liever dan ik...

Maandag 13 maart.

Lekker geslapen zeg. Al om 6.10 uur klonk er geritsel van plastic zakken uit de aangrenzende kamer van de Amerikanen. Wij staan om half zeven op. De ramen zijn aan de binnenkant bevroren. Gelukkig is er geen verse sneeuw gevallen.

Al om iets voor zevenen melden we ons bij de kachel. De anderen zitten al aan het ontbijt. We bestellen ook en kijken nog maar eens naar buiten. Het ziet er goed uit.

We eten een pannenkoek en daarna pakken we de spullen, ook wij zijn klaar om te gaan. We nemen een andere afsteker dan we de heenweg namen en komen zo op het hoofdpad richting Gokyo uit. Het is flink klimmen. Op het pad ligt nog sneeuw van gisteren en dat is nu flink verijst en glad. Uitkijken dus.

We lopen door een rododendron- en berkenbos. Heel mooi, die sneeuw op de takken. We zien Phortse liggen met die grote jongens er achter. Even hoger zien we ook Tengboche. Daar is al heel veel sneeuw van die richel weggesmolten. Soms lopen we door een heerlijk knisperend laagje sneeuw. Dan is het weer glijden en glibberen. We krijgen steeds meer zicht op allerlei grote jongens waarvan we de namen niet weten, en op diepe valleien. Het is zo mooi. Rotsen met enorme ijspegels er aan, sneeuw valt van de takken. En het is zo stil, we komen niemand tegen, geweldig. Het knarsen van onze voetstappen, ons gehijg en het stromen van de rivier, dat zijn alle geluiden. En af en toe een kraai, dat is het dan.

Mijn hoogtemeter knippert soms een beetje, die kan kennelijk niet zo goed tegen vocht en kou. Nog 100 van de 300 hoogtemeters te gaan, we gaan best lekker, heel erg lekker zelfs, al wordt het nu iets lastiger. We zien het pad langs de kale heuvel lopen, het lijkt niet zo heel veel meer te stijgen. Gelukkig vinden we, want we vinden het best zwaar en zijn aan een goede pauze toe. De pauze duurt de rest van de dag. Al om 11 uur zijn we in de Yeti Inn, in Dole. De eigenaar zit z'n kleren te wassen en komt zelf net onder de douche vandaan. Wij schuiven aan op een bankje in de zon. Wat warm is het, met dank aan de reflectie van de zon op de sneeuw. Zonnebrillen zijn heel noodzakelijk, het glinstert en glimt. Ook wij doen de was, de T-shirts zijn binnen een uur droog, de sokken doen er iets langer over. De bloes en de onderbroeken zijn ook zo klaar. Het is hier heel stil en vredig. Na een tijdje komt er een Engelsman met zijn gids Pasang. Zij schuiven buiten aan. We gaan even dutten en schrikken op van een hoop geluid. Een grote groep komt er aan, en nog een groepje Koreanen, en een paar luidruchtige Duitsers. De groepen hebben uiteraard ook dragers en gidsen bij zich. Het pad naar de schuur wordt sneeuwvrij gemaakt. We vermoeden dat de dragers in de schuur gaan slapen. De rust is weg, da's even wennen. Vooral de Duitser is irritant. Vreemde omslag in sfeer evengoed. We zijn benieuwd hoe het hogerop zal gaan. Zijn alle lodges zo vol? Of is dit een toevals"treffer". In ieder geval is de wat neerbuigende houding van de Duitsers wat ons betreft misplaatst, ieder doet z'n eigen ding op z'n eigen manier. Maar hij keert zich af als je niet zijn interessante dingen doet. Dat is irritant.

Dat was dus even niet genieten. Het uitzicht ook niet meer, het is hier nu mistsoep. Dat is al een paar dagen zo na een uur of vier 's middags. Geen probleem, want we zijn altijd voor die tijd binnen. Mooi zo.

Dinsdag 14 maart.

We zijn in Machhermo, 4410 meter hoog. Wat een dag opnieuw. We zitten nu al zó hoog, en om ons heen zijn allemaal hele grote jongens. We zitten ín de bergen, er middenin, en wat is dat toch bijzonder. Zo'n klein mensje, in zo'n hoge er grote omgeving, hier past niets anders dan bescheidenheid.

Hans zit in de diningroom. Hij is hier niet alleen, toch heerst er een serene stilte. De Brit, die Mick heet, ligt op een bank uit te rusten. De Duitser die Dirk heet en uit Hamburg komt, leest de Da Vinci code in het Engels. Een andere Duitser staart met een mp3-speler op zijn oren uit het raam, zijn vriendin schrijft haar dagboekje. De irritante Duitser blijkt een Zwitser te zijn en valt soms ook mee. Hij zit te schaken met Pasang, de gids van Mick.

Het is een prachtige lodge. Namgyal heet íe. De diningroom is ongeveer 20 meter lang en 7,5 meter breed, banken langs de muren en ramen, tafels er voor en nog enkele klapstoeltjes met kussens er op aan de andere kant van de tafels. Uiteraard een houtkachel in het midden, maar ook een olielamp aan het plafond. Natuurlijk ook een tl-lamp, en verder is íe prachtig aangekleed. Mooie posters en versieringen. Ze verkopen zelfs cd's, er staan boeken in een kast en ze beloven zelfs een postservice!

Er komen nu net twee nieuwe mensen aan die de rust even verstoren. Ze worden door iedereen welkom geheten. Het blijken de twee Hollanders te zijn die bij ons in het vliegtuig zaten.

Tijdens de sneeuwdag in Namche waren ze in Khumjung, en sneeuwden daar in. Ze hebben toen een gids gehuurd om terug te kunnen lopen, want alle paden waren inmiddels verdwenen in de sneeuw. En ze gaan maar eens naar hun kamer.

De Duitse is binnen, Silvan, de Zwitser, heeft gewonnen met schaken. En dus gaat er een waterval aan woorden heen en weer, wat een drukte, maar er wordt vooral niet geluisterd...

De kamers zijn trouwens fantastisch, er is een gang met ramen voor de kamers langs. Ze zijn ruim en lijken goed afgetimmerd en niet zo gehorig.

Marcelin ligt even te slapen, want het was nu niet echt háár dag. De hoofdpijn is er weer, dus is het verstandig even plat te gaan.

We sliepen niet geweldig vannacht. De dromen zijn heftig, terwijl de slaap licht is. Gek hoor, maar dat gebeurt op deze hoogte. We zijn veel wakker en blijven draaien. Bovendien vonden drie Sherpa's in de kamer naast die van ons het wel gezellig. Ze kletsten tot 23 uur.

Wij staan om 6.45 uur op. Er is al veel bedrijvigheid, het lijkt dat iedereen al op is. Prima, dan kunnen wij na de meute ons ontbijt bestellen. Dat doen we dan, na ingepakt te hebben. En inderdaad is iedereen al bezig, op de Zwitsers Duitse combinatie na.

We eten chapati (een soort pannenkoek) met kaasomelet, heerlijk. En om 8.30 uur zijn ook wij op pad. Er zijn wat wolken aan de horizon, toch ziet het er best wel goed uit. We klimmen de eerste richel over en sluiten ons daar bij Mick en Pasang aan. En wat is het mooi hier... al die grillige bergen, die sneeuw, het spel van de wolken. Door de schaduwwerking ziet het er telkens weer anders uit. Mooi mooi mooi.

We lopen verder. Marcelin heeft last van Mick, die haar op de hielen zit, en dat geeft een opgejaagd gevoel. Mick gaat er langs, maar Pasang wacht op mij, waardoor wij daarna Marcelin weer opjagen. De Zwitser loopt inmiddels voorop, hij wacht niet op zijn zieke Duitse vriend. De Duitse neemt hem wél op sleeptouw. We zijn inmiddels uit de rij gestapt om iedereen te laten passeren. Dat lukt, de Duitse heeft nog een advies voor Marcelin, en ongevraagd advies valt nooit goed.

We zijn nu wel met z'n twee-en. Marcelin scheldt nog wat van zich af, ze heeft het zwaar. De ijle lucht, ongesteld, en dan moet je je niet boos hoeven te maken op iemand die denkt beter te weten.

Toch is het prachtig hier! O wat is het toch mooi. We zijn al driehonderd meter gestegen, en Lhabarma al voorbij. We blijven nu op dezelfde hoogte. Ploeterend door de sneeuw, met een steile helling naast je, en dat is soms wel een beetje spannend.

Ineens zijn we in Luza, waar iedereen van onze vorige overnachtingsplek op het terras van een lodge zit. We schuiven aan, drinken thee en kopen chinees toiletpapier. Dat is vast inferieure kwaliteit en met dank aan kinderarbeid op de markt gekomen. Maar ja, wat te doen zonder wc-papier. Drie Russen lopen óók het terras op. Ze hebben vergeefs geprobeerd de Cho La te bedwingen. De Zwitser kijkt, keurt en weegt de Russen en lijkt te beseffen dat deze pas er voor hem óók niet inzit, nu deze drie mannen hebben moeten opgeven. Het pad aan de overzijde is ook onbegaanbaar; niet gespoord en lawinegevaar, en dus ook niet open voor toeristen.

De Sherpani had de Russen al verteld dat de Cho La onbegaanbaar was, maar luisteren nee, stelletje eigenwijze donders. Ze komt niet meer bij van het lachen en klapt daarbij in haar handen.

Het is nu nog een uurtje naar Machhermo zegt men, nog 80 hoogtemeters klimmen. We gaan na de Duitse weg, die wat spullen van de zieke draagt. We klimmen al snel een nieuw uitzicht tegemoet. Er komen twee tegenliggers, een gids en een toeriste. Ze gaan aan de kant, maar de toeriste is heel erg onzeker en gaat zo onhandig aan de kant en maakt vreemde bewegingen als we haar passeren. Van schrik stapt Hans naast het pad, en dank zij zijn stok valt hij niet naar beneden. Marcelin vergaat het minder goed. Ook zij stapt naast het pad en dreigt te vallen. Door de gids wordt ze weer op het pad getrokken, gelukkig. Haar enkel doet nu wel weer zeer. We laten iedereen passeren en gaan dan in ons eigen tempo verder. Marcelin gaat ondanks het voorval en haar gesteldheid goed, al is ze wel wat onzeker geworden.

De zieke Duitser moet zelf zijn weg vinden, zijn vriend loopt ver vooruit. Wij wachten hem nog even op, op het minipasje waar we Machhermo kunnen zien liggen. Een hele mooie plek, met gebedsvlaggen gemarkeerd en dan die bergen er achter...

We dalen en vinden de afgesproken lodge. De enkel van Marcelin wordt geijsd, en voelt goed. Maar ze heeft wel een zorgwekkende hoofdpijn.

Nog meer zorgwekkends: het sneeuwt! We kunnen er niets aan doen, we zullen wel zien wat dat betekent voor morgen.

Over een kwartier mogen we gaan slapen. Het is dus kwart voor acht. De sneeuw stopte al snel, de zon brak nog even door en verlichtte de hoge bergen om ons heen. De Nederlanders, eerst wij en later de andere twee, gaan naar buiten om foto's te maken. Wat is het hier mooi.

Marcelin's hoofdpijn is nu weg, hopelijk echt en niet alleen onderdrukt door een ibuprofen.

Wat we morgen doen hangt ervan af hoe fit we zijn. We kunnen eventueel een extra dag hier blijven, die is ingecalculeerd. Maar omdat we vrijwel zeker niet aan de overkant van de rivier terug kunnen lopen pakt de hele planning anders uit. We zien het wel, het hangt af van veel dingen die we niet kunnen beïnvloeden: hoogteziekte, het weer, de sneeuw, etc.. Alles dag voor dag bekijken dus maar.

Het zou in ieder geval helemaal niet erg zijn om in deze lodge te moeten blijven, hij is erg mooi, zowel de dining als de kamers, en het eten is goed. De eigenaars zijn vriendelijk.

Woensdag 15 maart.

In de dining zitten Silvan, Julika, (de Duitse meid) Mick en Pasang om de kachel. De Duitsers zitten bij het raam thee te drinken, twee Canadezen zitten met hun gidsen de route door te nemen. Wij zitten in een hoekje. De Nederlanders zijn beneden. Hans heeft net een heel kwijlerig dutje gedaan terwijl Marcelin muziek luisterde.

Vanochtend liepen we. Half zeven op, zeven uur ontbijt, half negen stonden we klaar, net als Mick en Pasang en de Nederlanders staan ook klaar. We vertrekken bijna tegelijk. Als altijd moet Marcelin erg zoeken naar d'r ritme. Het eerste stukje is steil. We klimmen al snel boven Machhermo. Af en toe komen we de anderen tegen, dat is gezellig. Iedereen geniet, wat leuk.

Het is koud, Marcelin doet zelfs haar handschoenen aan. Na een uur weer uit trouwens, evenals d'r windblock want het wordt heel warm. Na de klim gaan we heel geleidelijk omhoog. Door de sneeuw. Zonnebrillen op, dat is hard nodig.

We komen in Phang, het zou drie lodges hebben, ik zie er maar één. Het heeft een negatieve klank gekregen na de lawine van 1995; er zijn veel toeristen omgekomen toen. Mick en Pasang drinken er thee, wij gaan door in het spoor van de Hollanders en het Duitse stel. Het wordt warm, heel warm in deze koekenpan. Van alle kanten sluiten de bergen ons in, de vallei wordt steeds smaller, de rivier komt dichterbij. IJsblauw water stort zich over en tussen rotsen door. Dit is prachtig, het water dat met een noodgang stroomt.

We doen de jassen uit en klimmen geleidelijk verder. Er komen steeds meer wolkjes, dat is dan wel weer jammer. Ineens gaat het steil omhoog, erg steil. We hijgen de longen uit ons lijf en toch lopen de benen niet snel vol. Hans spreekt een drager, hij wil wel een sigaret, ik kan hem niet helpen. We rusten even bij de nootjes etende Hollanders, na een heel erg steil klimmetje, Mick en Pasang sluiten bij ons aan.

Het blijft steil en we schuifelen over een bevroren waterval. Overal zijn ijspegels, wouw.

We klauteren over treden omhoog, doodvermoeiend. Daar zit het Duitse stel ook even uit te puffen en van de omgeving te genieten. Hup, het bruggetje over en over de besneeuwde morene omhoog maar weer. Gelukkig staan er steenmannetjes, anders zou het ondoenlijk zijn om door dit chaotische landschap een pad te vinden. Met deze sneeuw is dat trouwens makkelijker, er ligt een heel mooi spoor. De sneeuw naast het spoor is minstens 50 centimeter diep. Aj.

Een prachtig meertje maakt het de inspanning waard. Het wordt toch wel zwaar nu, in die ijle lucht. De benen lopen nu toch wel heel snel vol, een ritme is in dit ongelijkmatige spoor niet te vinden. Glijdend, soms door de sneeuw zakkend, bereiken we het tweede meer. En verder omhoog gaat ons spoor. Inmiddels hebben we problemen met het zicht. De wereld is zó wit, dat we de diepte niet goed meer kunnen inschatten. Soms ziet Hans zelfs het hele spoor over het hoofd. Dat zou wel eens een beginnende sneeuwblindheid kunnen zijn. Strompelend gaan we door, inmiddels hebben we iedereen los moeten laten en lopen in ons eigen trage tempo, dat toch lekker opschiet. Marcelin loopt nu voorop, ze ziet ze niet langer iedereen van haar weglopen, en dus is er geen frustratie meer.

En daar is íe dan: het derde meertje. We hinken onze weg naar de gebedsvlaggen en zien daar Gokyo liggen. Oké dan!

De laatste honderden meters denken we aan warme thee, dorst. De zon is al een tijdje weg, de wolken halen ons in en de wind is koud. We lusten wel iets warms ja.

Lodge Cho Oyu is een hele goede plek. De berg Cho Oyu, ook een 8000der, hadden we vandaag al gezien en dat was heel fijn.

We kletsen wat met de Hollanders, eten sherpa stew en dutten wat, wassen ons en zitten nu al een tijdje in de dining. Het sneeuwt. Er is al een hele berg gevallen, nu stormt het ook. Sherpa's kijken bezorgd, Gokyo Ri, de berg met een fantastisch uitzicht zeggen ze, zit er waarschijnlijk niet in morgen. We zullen wel zien.

Soms, bij een goede windvlaag, sneeuwt het ook binnen. Nice and warm hier, gelukkig zitten we binnen en proberen we niet buiten nog een hut te bereiken....

Ook donderdag 16 maart is het nice and warm in Cho Oyu Lodge. Net zelfs even heel warm, met de zon op de ramen en de kachel aan (op yakdrollen met kerosine). Nu is het weer wat acceptabeler en kan de deur weer dicht.

Er wordt ge-mens-erger-je-niet, gelezen, gekletst. Erg leuk. De Duitse voelt zich duidelijk weer wat beter, ze was gisteren hoogteziek. Ook de Nederlandse die nu weer in bed ligt voelt zich wat beter, zij heeft het zwaarder te pakken. Iedereen maakt nieuwe plannen, het weer gooit alles door de war. Af en toe balen we er even van, maar meestal vinden we het wel leuk om flexibel te moeten zijn. Om een andere kant op gestuurd te worden dan we hadden gepland.

Wij hebben plannen gemaakt voor de komende dagen. Na de sneeuw van gisteren en vannacht moeten we maar afwachten of we nog wel richting Kalapathar kunnen. We gaan in ieder geval naar beneden, naar Luza of Dole, Mong La en dan naar Tengboche. Vandaar kunnen we zien hoe het hogerop is in de andere vallei, en dus verdere plannen maken. Goed plan toch!

Misschien gaan we morgen nog een stuk Gokyo Ri op. Hans is vandaag al tot 4900 meter geweest, de anderen (Mick, Pasang, Julika, Dirk en Silvan) nog 100 meter hoger. Weinig uitzicht. Veel wolken. Marcelin is tot de voet van de berg meegegaan, ploegend door kniehoge sneeuw die door Pasang werd gespoord. Erg leuk om te doen!

Maar mee omhoog wilde ze niet. Ze voelt zich te zwak vergeleken met de rest en daardoor een blok aan het been. Misschien hebben de anderen daar geen last van, maar zij wel. Ze gaat dan niet meer lekker omhoog. Dus gaat ze terug. Ze ziet de rest klimmen en rusten. Ze maakt er nog wat foto's van, volgens haar volstrekt abstract zwart/wit. Welke stipjes de mensen zijn is voor haar misschien nog terug te zien, maar ze betwijfelt het. Na een tijdje komt Hans alleen naar beneden. Dat vindt Marcelin spannend, terwijl ze ziet dat hij heel goed gaat, aan zijn manier van bewegen herkent ze hem. Als hij bijna beneden is zijn de zes yaks van onze lodge ook onder aan de berg. De eigenaar gaat er achteraan. Eén van de yaks verdwijnt bijna tot de schoft in de sneeuw. De yaks stampen het pad van Pasang verder aan, en ze komen terug naar de lodge met Hans er achteraan. De rest zit nog te zitten. We nemen een lunch, kippensoep, patat en een omelet. Lekker, maar wel vet. De middag brengen we boven, in de dining door. We maken nog wat foto's, kijken hoe de anderen naar beneden komen (wie is dat? Dat is toch Mick? Oh nee, hij rent, 't is Pasang.). En we zien de wolken naar beneden komen. Weer omhoog gaan. De zon breekt door. En verdwijnt. Het water van het meer glinstert als de zon schijnt. Het is hier prachtig. Heel bijzonder om hier te zijn.

De yaks hebben een rode gebedsvlag in de vacht, geen idee waarom. En we wisten ook niet dat je aan de binnenkant van je neus verbranden kan, of dat onze onderkinnen verbranden kunnen, en de onderkant van onze neus is ontvelt door de zon. Het zonlicht reflecteert ook zo in deze sneeuw. We smeren ons elke dag weer vet in, toch is er elke dag weer een nieuw verbrand plekje. Achter onze oren vandaag...

Vrijdag 17 maart.

Het is Sint Patricksday, en Marcelin heeft haar Guinness-shirtje aan. We zitten of liggen in de dining. De kachel is weer aan, lekker hoor. Het is bijna half vijf en de wolken komen weer naar beneden. Het sneeuwt soms weer heel lichtjes. De twee Hollanders zijn inmiddels weer helemaal boven water. Zij is erg (hoogte)ziek geweest. Ze sterkt nog wat aan om toch nog de Gokyo Ri te proberen te beklimmen. Wij blijven hier niet langer, want vandaag hebben we een heel bijzondere tocht gemaakt en ook een heel bijzondere prestatie geleverd.

En dat begon al heel vroeg vanmorgen. Hans had zijn alarm op 5.25 uur gezet, maar niet gehoord. Marcelin heeft een eigen alarm. Haar darmen doen vervelend en ze moest om kwart voor zes poepen. Een goede reden om allebei op te staan. En al snel zijn we helemaal klaar om de Gokyo Ri aan te vallen. Om 6.15 uur vertrekken we. Onze buren Francois, de Franstalige Canadees, en Jutta, de Oostenrijkse, zijn om vier uur al opgestaan en vertrokken, met hun gids en drager. De Duits Zwitserse combinatie gaat als eerste achter hen aan, om 6 uur, aangevuld met de Duitser Alex. Hij en zijn hoogtezieke vriendin, die in de lodge blijft, gaan vandaag nog afdalen. Wij volgen tien minuten later, een Hollandse combinatie van vier man sterk. Mick en Pasang moeten nog eten en zullen de rij sluiten.

Het is helder, een prachtige maan verlichtte vannacht de bergen. En wat goed: een wc met uitzicht om al dit moois te kunnen zien.

We ploegen door de sneeuw, het spoor is nog heel erg vers. Marcelin heeft haar lange onderbroek aan, Hans zijn regenbroek, want slechts één broek is te koud vanmorgen.

We steken de rivier over, hoppend over de grote rotsblokken. Ze zijn glad, Hans glijdt er van af maar houd gelukkig alles droog. Marcelin noemt hem een sukkel, en gaat dan ook bijna.

We gaan nog even door het spoor van Pasang en de yaks tot aan de voet van de enorme berg. Vanaf hier moeten we het doen met sporen van gisteren en hopelijk van de mensen die voor ons zitten. Marcelin vloekt: ze is niet gewend met twee stokken te lopen. We proberen één stok in elkaar te schuiven om deze aan de rugzak te kunnen hangen. Maar het is zó koud, vooral tenen en handen kunnen niet bewegen zonder pijn te doen. Het lukt dan ook niet de stok in elkaar geschoven te krijgen en zetten hem in de sneeuw. De terugweg pakken we hem wel weer op.

Het is flink ploeteren. Het Hollandse stel gaat terug want zij voelt zich niet sterk genoeg. Wij gaan moeizaam verder in het spoor. De lucht is ijl, de beklimming steil, en het is zó koud...

Het is prachtig. We zien Gokyo onder ons liggen aan het donkerblauwe meer. De toppen om het meer vangen al zon. Zó mooi...

We klimmen door en op 4900 meter hoogte komen Mick en Pasang ons vergezellen. Pasang heeft de skistok van Marcelin opgepikt, hij vindt het toch wel handig om met twee stokken te lopen, en hij had er maar één. Komt dát even mooi uit. We kunnen nog een tijdje mee in hun slipstream. Eventjes rusten. Slokje water, nootje. Een klein vogeltje, iets groter dan een mus en met veren als een spreeuw, komt heel dichtbij en komt zelfs schooien. Deze beestjes hebben hier in deze boeddhistische vallei nauwelijks natuurlijke vijanden.

Even van de omgeving genieten, even de tenen en de handen proberen te warmen. En dan verder omhoog. In de sneeuw moeten we het tempo van Mick en Pasang loslaten. Het is nu niet koud meer; de zon heeft ons bereikt, de handschoenen gaan de rugzak in en de zonnebrillen staan op onze neuzen.

Man, wat zwaar. Een centimeter buiten het diepe spoor en je zakt tot over je knie weg. En dan kost het weer heel veel zuurstof om weer uit de sneeuw en in het spoor te komen, zuurstof die je eigenlijk uitsluitend voor het lopen gebruiken kunt. Er is al zo weinig van: op deze hoogte slechts 50% van wat wij op zeeniveau gewend zijn.

Man, wat zwaar. Zo steil, door de sneeuw. Een enkele keer klauteren we over rotsen, waar we hele grote stappen moeten nemen. Tien stappen, soms twintig, dan moeten we weer stilstaan om op adem te komen. Zwaar...

We gaan even zitten. Daar, 50 meter boven ons is een richel waar we misschien wat zicht de andere kant op hebben. We zitten al op 5051 meter hoogte, we willen nog maximaal 100 meter hoger denken we, en dan is het wel mooi geweest.

Dus worstelen we ons naar de richel. Helaas hebben we geen zicht hier de andere kant op. Hogerop, misschien 50 meter hoger maar, zitten Mick en Pasang. Ze wuiven en zwaaien enthousiast. Hebben ze meer zicht daar? We overleggen kort: oké dan, nog hoger dan maar, waar zij zitten hebben we vast een mooi uitzicht en gaan we terug.

De route is soms best spannend. We hebben even op een zijspoor, dat van Pasang, gelopen. En dat was best moeilijk, met een afgrond van honderden meters naast je. Na best lange tijd, met meer stilstaan dan lopen zijn we dan op het plekje waar Pasang en Mick zaten. We hijgen uit, kijken naar de prachtige omgeving. Wat veel bergen, daar is Everest, de top komt nét boven de wolken uit. Maar misschien hebben we op dat richeltje, 50 meter boven ons, écht zicht de andere kant op?

Ploeteren, hard werkend omhoog. Tien stappen, dan gebogen over de skistokken uithijgen. Om dan weer tien stappen te kunnen doen. En glijden we ook maar even weg, of zit er een rots in het spoor waar we opklauteren moeten, ja, dan komen we maar tot acht stappen.

Nee, het zicht hier is niet zo heel veel beter. We horen Nick joelen. Is hij al op de top? Zo heel veel zat hij niet boven ons, en als dat zo is, dan kan de top niet zo heel ver meer zijn. We overleggen en klimmen dan nog maar een stukje door. Ja hoor, we zien gebedsvlaggetjes boven ons, en mensen. De top! Hans krijgt een stoot adrenaline, maar rent zichzelf voorbij. Hij wil geen adrenaline, hij wil zuurstof.

We zijn op 5300 meter. Zo hoog zijn we nog nooit geweest. En de tank is leeg. Vooral bij Marcelin. Ze kan en wil niet meer. We overleggen weer. Het is zo ontzettend zwaar. En we zijn al zo moe. En er komt zo nog een pittige afdaling. Marcelin wil niet meer omhoog, Hans wil heel graag. Na lang beraad besluiten we te splitsen: Hans loopt omhoog, maakt de topfoto en komt meteen terug naar Marcelin. Mochten er ondertussen mensen afdalen, dan gaat Marcelin met hen mee terug, en anders wacht ze op Hans.

Hans zet zich in gang. Na tien hoogtemeters krijgen de mensen op de top hem in de gaten en moedigen hem aan. En al na een kwartiertje doodvermoeiend klimmen ontvangt hij de knuffels: hij staat op de top!

En wat een uitzicht! Overal bergen... Wat ziet hij daar? Ja hoor, daar komt Marcelin! Ze komt omhoog! Ook zij wordt luid aangemoedigd. Een Italiaan zit in haar spoor en vindt dat ze een heerlijk tempo aanhoudt. En zo komt ook Marcelin op de top! Knuffels van Julica, Mick en Hans. Wat goed! Wat een overwinning. Daar zitten we dan, samen (jawel, en dat is zoveel beter dan alleen), op de top van Gokyo Ri. Overal bergen. Lhotse, Nuptse, Everest, Cho Oyu, Makalu, Pumo Ri, en veel meer. Zoveel toppen. En ook de pas naar de andere vallei, de Cho La. We zitten in de bergen, er midden in. Everest laat zich helemaal zien, zonder pluim... Wouw. Vier achtduizenders in ons uitzicht. Wouw.

Na anderhalf uur dalen we af. Ook al pittig. Maar slechts anderhalf uur later staan we bij de lodge. De verhalen klotsen over elkaar heen. Van de 15 mensen in de lodge hebben vandaag 12 op de top gestaan, en nu willen 11 van hen zijn of haar eigen verhaal vertellen. Alex is al verder afgedaald met zijn vriendin, en de Hollanders liggen even te slapen. Mensen blijven superlatieven herhalen, complimenten geven. Heel mooi.

Vooral de gids van de vroege ploeg krijgt de complimenten voor het sporen vanaf 5050 meter. Wat een ontzettend knap en vooral sterk werk. Hij moest er soms tot aan zijn borst voor door de sneeuw.

We kunnen niet eten. Er zitten een paar nootjes in de maag en op de top aten we een beetje chocolade. Maar het lijf is te moe om de sherpa stew te accepteren. De thee gaat er wél goed in, het lijf wil vooral vocht. Maar eten, nee, eerst uitrusten, daarna wil de maag wel weer eens aan eten denken.

Gelukkig zaten de gebedsvlaggen nog in de rugzak, we hebben er ook een paar op de top achtergelaten.

We rusten even uit op bed, maar slapen lukt niet want de kop zit vol. Dus lezen we, schrijven, kletsen we met elkaar en later met anderen in de dining. De hond ligt gewoon weer buiten, de yaks zijn Gokyo Ri op.

Zaterdag 18 maart.

Vandaag hebben we de hele dag nog nagenoten van de tocht van gisteren. Wat een geweldige ervaring, een overwinning op onszelf, op onze angst. Vooral Marcelin is heel, heel erg trots op zichzelf. Het enthousiasme van de anderen heeft ons omhoog geholpen, ook dat is fijn. Marcelin wordt er wederom emotioneel van. De anderen zijn we nu trouwens kwijt. Wij zitten in Luza, in de lodge waar we vier dagen geleden thee dronken met z'n allen. Toen vonden we de eigenaars al erg aardig, de gebedsvlaggen voelden als thuis. Nu weten we dat ze ook nog mooie kamers en een hele schone mooie binnenplee hebben. Ook fijn. Er is nog één Australiër hier, met zijn gids, maar die ligt ziek in bed. De gids, de eigenaars en wij zitten om de kachel die net is aangestoken. Didi zit te bidden en er wordt gewoon doorheen gekletst. Voor ons vreemd, voor hen zo te merken niet.

Vooral Marcelin is moe. D'r spieren doen zeer. Vooral haar bovenbenen protesteerden vandaag hevig, en ze heeft een beetje rugpijn. Alles goed dus, gezien de omstandigheden. De vermoeidheid komt ook meer van gisteren dan van vandaag. Ondanks een goede nacht, alweer, en dat op 4750 meter!, was ze vanochtend nog moe. We waren iets later op dan de rest, ontbeten als laatste maar waren toch snel klaar. Tot Marcelin ontdekte dat zowel haar sokken als d'r schoenen bevroren waren. Dat krijg je met min vijf graden in de kamer. Brr.

Toch maar even ontdooien bij de kachel, waar Marouchka en Manuel, de twee Hollanders, ook zijn. Francois, Dawa, Jutta en gids gaan op weg om 8 uur. De Zwitsers Duitse combinatie en de Engels Nepalese groep een kwartiertje later. Wij zwaaien ze uit, gek hoor, afscheid nemen. Het is toch echt "onze" groep geworden. Iedereen gaat waarschijnlijk naar Dole, wij weten het nog niet. Tegen 9 uur doen we de schoenen aan, we krijgen nog biscuit en chocolade van de eigenaars en worden uitgezwaaid door hen en door Marouchka en Manuel. Op weg.

Afscheid nemen van Gokyo valt ons zwaar. We hebben het hier zo fijn gehad.

We klimmen het dorp uit, langs het meer. Nog even zwaaien en dan de hoek om. Gokyo Ri, onze Everest zeg maar, blijft nog een tijd in zicht. We dalen een stukje, daarna gaat het Nepali flat door de sneeuw. Die is nog steeds heel diep, onze skistokken verdwijnen soms bijna tot het handvat. Het vraagt veel van de concentratie om zo te lopen. Het volgende meer is in zicht, en we dalen langzaam naar het eerste meer. Gelukkig schijnt de zon. Dat maakt het wel heel warm, maar geeft ook schaduwwerking waardoor we kunnen zien, hoe diep de sneeuw is. Op de heenweg hadden we vaak geen flauw idee, en strompelden we maar wat. Vlak voorbij het eerste meer ligt de grote uitdaging van vandaag: een pittige, zeer steile en nauwe afdaling, met een snelstromende gletsjerbeek naast ons. Spannend. Gek dat we ons van de heenweg eigenlijk alleen de inspanning herinneren, en niet de spanning. Nu voelen we die wel. We dalen voorzichtig af. Door sneeuw, smurrie, over rotsen. Over de bevroren waterval. En steeds dat water links van ons.

Klein probleempje zijn de tegenliggers. Marcelin heeft het spaans benauwd als ze op smalle stukken zich langs iemand moet zien te wringen. Gelukkig let iedereen goed op en gaan we goed aan de kant. We komen hele grote groepen tegen, vooral Duitsers lijkt het wel, hoewel er ook een Texaan met een Nederlandse vrouw tussen zit. De Texaan dan, zijn vrouw is denken we thuis.

Na de afdaling slingeren we om de berg naar Phang. Niks aan, doorlopen. Naar Machhermo. Daar lunchen we en bespreken wat we verder gaan doen. Eerst de drager die we vorig jaar ook ontmoet hebben begroeten. We hadden erg veel lol met elkaar en de ontmoeting is hartelijk. De lunch is goed, en bij Namgyal verkopen ze ook zakdoekjes. We besluiten naar Luza te gaan, spieren en overige vermoeidheid (o.a. het rechteroog van Marcelin doet wat moeilijk) laten een afdaling naar Dole niet toe. Onderweg komen we nog meer Duitsers tegen, een groep die naar Namgyal gaat en wat los spul. Druk!

Na zo'n drie kwartier zijn we in Luza. Heerlijk. Er worden stoelen voor ons in de zon gezet, we krijgen kussentjes voor in de stoelen, onze schoenen (erg nat vanwege het laatste, modderige stuk) worden in de zon te drogen gezet. We bestellen hot lemon en krijgen prachtige mokken met dekseltjes. De zon verdwijnt al voor vier uur achter de berg en we gaan naar binnen. Het is nu 16.50 uur en buiten staan dragers die de weg vragen. Ze zijn achterop geraakt en kennen dit gebied dus niet. Ze zullen ook nog wel op hun donder krijgen omdat die arme toeristen op hun spulletjes moeten wachten.

Wij wachten nu op eten. Het is alweer 18.15 uur, wat gaat het snel. De spaghetti is besteld, de thee hebben we al.

We hebben ook al het Trekker Intention Book ingevuld. Dat doen we al sinds Phortse Tenga. Het idee is dat je je basisgegevens (naam, nationaliteit, datum aankomst en vertrek, emailadres, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe, met hoeveel mensen reis je, wel of niet georganiseerd, heb je een gids of niet) invult. Als er iemand vermist raakt, kan met deze gegevens veel gerichter worden gezocht. Ook kan er contact opgenomen worden met anderen die in dezelfde periode in dezelfde lodge waren, om gegevens te vragen. Het idee is ontstaan n.a.v. het verdwijnen, na 8 maart 2004, van Gareth Kook, een Brit, die van Chuplung op weg was naar Namche en van wie nooit meer is gehoord. Wij vullen het dus braaf in, zowel voor onszelf als eventueel voor anderen.

Veel mensen reizen ongeorganiseerd, valt ons op. Zonder gids en zonder drager. Deels zelfs helemaal alleen, zoals de geschifte Oekraïner die net (om half zes) langskwam. Die vult ook vast het boek niet in.

Nepal verdient op deze manier niet veel van ons. Nou ja, de lodges wel, maar verder niet. En we zien veel mensen zelfstandig reizen. Het kan ook makkelijk. Als je maar een beetje verstandig bent en luistert naar de lodge-eigenaars: zij weten welke paden wel en niet toegankelijk zijn. De overkant is dat dus niet, en daarom gaan we nu terug via dezelfde route. Het pad van Phortse naar Pangboche is volgens iedereen die we het tot nu toe hebben gevraagd wel toegankelijk. We beginnen het te geloven, en gaan morgen dus naar Phortse. Leuk hè.

Ook in deze lodge, net als in alle andere, hangt een foto van de dalai lama. Met een khata eromheen. Pasang, wildebras, jonge hond, heeft een foto van de dertiende en veertiende dalai lama om zijn nek. In een stuk plastic gevat, met een mantra op papier die hij van de veertiende dalai lama heeft gekregen. Hij draagt het altijd bij zich. Het boeddhisme is hier alom aanwezig. Stoepa's, chortens, altijd met gebedsvlaggen. Ook bij de huizen gebedsvlaggen. En binnen dus foto's; posters van boeddha's, van de Potala, van de lodge eigenaren zelf bij de grote stoepa van Boednath, en nog meer boeddha's. En gordijntjes met poesjes er op. Maar dat is alleen in deze lodge.

Maandag 20 maart.

We zijn in Phortse in Peaceful Lodge. Hans vet zijn schoenen in, Marcelin schrijft. Sherpani maakt de tafelkleden schoon want die zijn gisteravond met het feest vies geworden. Nu schijnt de zon, en het is helder dus het uitzicht is overweldigend. "Ons" pad naar Gokyo, de Mong La, de vallei naar Lukla, we kunnen het allemaal zien liggen. Oh, inmiddels doet Sherpaman de was. Deze lodge is van hem. Net klaar. Het feest gisteren was de opening. Wij waren de eerste toeristen. Niet de enige: ook Daphne en Joe werden door ons binnen gepraat. Op het feest waren verder zo'n 40 mensen uit het dorp. Mannen links, vrouwen rechts. Kinderen bij de vrouwen. Wij er tussen in. We waren moe, van Gokyo Ri nog en van de afdaling van gisteren. Maar wie laat zich zo'n kans door de neus boren, om een echt, "authentiek" Sherpa feest mee te maken. En zo laat zullen ze het niet maken, dachten we, dit zijn vroeg-naar-bed-en-vroeg-weer-op-mensen. Toch.

Om half zes waren de eerste gasten er. Een stel met kind. Hij links, zij rechts, jochie van ongeveer 4 naast Marcelin. Steeds dichterbij. Het volk blijft binnen druppelen. Eerst een kop melkthee, in een heel net kopje, de eerste drie op een zilverkleurige standaard. Daarvan waren er dus maar drie. Daarna wordt er boterthee geschonken, en chang: rijstbier. Er staat een volle ton van zo'n 50 á 60 liter klaar. Daaruit wordt overgegoten in een ketel, die op de kachel wordt gezet. Ook wij gaan aan de chang, het ruikt een beetje naar kaasfondue: zurig, warm en met een beetje alcohol. Vooral warm erg lekker, koud iets minder. De klonten kan Marcelin niet waarderen. Er gaan hapjes rond: schalen met stukjes kaas, wortel en cocktailworstjes (koud) aan een prikkertje. Regelmatig komt schoonzus langs met een schaal lekkers: zelfgemaakte koekjes, erg lekker, snoep, koekjes uit pakjes (tarwe biscuits e.d.). Iedereen neemt 1, 2, 3 koekjes, de kinderen soms meer en ze kijken hun ogen uit. De drank blijft vloeien, om de 10 minuten komt echtgenote langs om bij te schenken. Weigeren kost moeite, een hand met de palm omhoog is nee maar één keer nee is geen nee. Ook je handen over je kop of mok is duidelijk. We weigeren vaak en daar wordt hard om gelachen. Om allerlei andere dingen ook trouwens, al hebben we geen idee waarom want we verstaan er natuurlijk niets van. Naast Joe zit een goed Engels sprekende man, (net als alle andere mannen met z'n pet op) die af en toe wat uitlegt. Hij vertelt dat er voor het eten nog gezongen moet worden en prompt zet één van de vrouwen in. Volgens Marcelin was het die met het paarse hoofddoekje met zwarte stippen. De anderen, eerst de vrouwen (op één na met hoofddoek, rok en schort, die ene is een pubermeid in lange broek en met blote haren) volgen. Ook de mannen. We vinden het een beetje psalmig klinken, langdradig, gedragen. We denken steeds dat het al klaar is, maar dan zet toch weer iemand in en gaat het verder. Iedereen zingt mee, jong en oud.

Naast Marcelin zit een oud besje. Zij weigert alle alcohol omdat ze niet snurkend naast het pad naar huis wil liggen. Ofzo, want dit gaat in gebarentaal.

Na de samenzang komt het eten. Dhal bhaat voor iedereen, en dat is nogal wat. We hebben bewondering voor de prestatie in de keuken. Het is lekker en heel veel, zeker na alle hapjes. Als het eten klaar is gaan de dames weer rond met drank. Melkthee, en later hot orange. En daarna weer chang. En daarna raksi, een bijzonder sterk goedje. Dat doen we maar niet. Joe wel, en hij is aardig aangeschoten inmiddels. We hebben eens gelezen dat feesten in Nepal na het eten afgelopen zijn, maar hier wordt de kachel nog een flink opgestookt. En er komt nog een rondje drank langs. De samenzang wordt weer ingezet. De grappen vliegen door de ruimte, vooral de aangeschoten mannen worden steeds lolliger. De eigenaar gaat ergens anders zitten, vlak bij het altaar, met z'n vrouw ernaast. Ze krijgen van iedereen khata's omgehangen, uit rugzakjes, tassen en boezems komen ze vandaan. Stapels. Ook krijgen ze drank: een doos met blikjes bier, een paar anderhalve liter flessen cola en fanta, wijn, nog meer bier. Alles omhangen met khata's, en een likje boter erop voor een extra portie geluk. Daarna volgt er weer een rondje drank. We weigeren ons suf, de lol wordt steeds groter.

Om 22.15 uur geven we op. Al een tijdje beraden we ons op een strategie om af te haken. Uiteindelijk zeggen we gewoon dat we moe zijn, en gaan slapen. Maar dan missen we de sherpadans... Heel jammer, maar het is op. Alle toeristen haken af. Marcelin gluurt nog wel door de gordijnen naar de dans, die met veel gestamp gepaard gaat. De zang is onnavolgbaar, in bed probeert ze het ritme te onderscheiden maar het lukt haar niet. We vallen allebei snel in slaap, om af en toe wakker te worden van het gestamp. Pas om half acht zijn we echt weer wakker. Gelukkig hebben we een rustdag gepland. En daar zijn we nu mee bezig. Zittend in de zon.

Een beetje bijkomen. We zijn best wel een beetje moe. Het is een mooie plek voor een rustdag; een prachtige lodge, fijne mensen, prachtig uitzicht. En een mooi moment: na Gokyo Ri afgedaald te hebben staan we nu voor de klim richting basiskamp. Als je ergens een tocht doormidden hakt is het hier, waar ook nog eens redelijk wat zuurstof is.

We hebben gewassen vandaag, alles droogt lekker snel in het zonnetje. Het lijkt wel lente. Vlindertjes. Een stiertje met een erectie. Duiven in vogelvlucht, insecten. Marcelin is gestoken door iets en heeft nu een harde schijf op haar been met een doorsnede van 15 centimeter minstens. De schoenen zijn gepoetst en gevet, niet alleen een praktische daad, ook een rituele handeling en behandeling van onze vrienden die ons al zo ver gebracht hebben. Zo ook gisteren. Het was een lekkere wandeldag, maar ook vermoeiend. Toen we om half zeven opstonden was het nog min drie graden. Snel de kleren aan, inpakken, tanden poetsen, toiletbezoek, lenzen in, en naar de dining. De schoenen staan nog bij de kachel en zijn perfect droog. De lieve vrouw neemt onze wensen voor het ontbijt mee naar de keuken. De Australiër en zijn gids komen ook naar de dining, hij voelt zich al veel beter dan gisteren.

Na de pap en pannenkoek drinken we veel thee. Veel teveel, want onderweg moeten we twee keer uit de broek. Dat doen we dus niet meer. We rommelen nog wat aan en pas tegen half negen nemen we afscheid. De vrouw is erg hartelijk, geeft ons nog een Bounty en vraagt ons iedereen te vertellen dat ze een leuke lodge heeft. Gaan we doen.

Het is prachtig weer. Zagen we gisterenavond de hele melkweg, zoveel sterren, ongelooflijk, nu zien we zoveel bergen. Wat mooi, wat is dit genieten.

We wandelen lekker, het is wat Nepali flat, en soms wat glad. Zonder grote inspanning komen we in Labarma. We blijven netjes in het spoor, in die grote sneeuwvlakte. In het valleitje is het erg warm , in de sneeuw en uit de wind. "Onze groep" heeft hier een boodschap voor ons achtergelaten: "Marcelein and Hans: hope to see you in Dole". Heel lief. We wandelen nu wel richting Dole, een pad hoog boven de rivier. Hier is het echt glad, de sneeuw smelt. En met een afgrond naast ons is dit soms best spannend. De heuvel boven ons is steil, dus kijken we heel vaak omhoog of hier geen lawinegevaar is. Nee dus, het gaat goed.

Op de pas boven Dole rusten we even en maken foto's. Thuis zullen we het verschil van vóór en na de dooi wel bekijken. Dat dit verschil groot is weten we zo ook wel. Een paar dagen geleden was álles wit, nu zien we grote rotsblokken en grote stukken gruis. Afdalend naar Dole komen we zelfs groene struiken, bomen en modder tegen. En dit is een ander slipgevaar...

De rivier oversteken lukt dankzij een boomstambruggetje en later stenen. Wat een hoop water nu. We klimmen Dole uit, dalen nog een stukje geleidelijk boven de rivier. Het is druk, dragers, valleibewoners en heel veel toeristen, ze gaan allemaal omhoog, en wij maar aan de kant in 50 centimeter sneeuw. Dat is koud en nat.

Dan dalen we snel, door het berkenbos en rododendronbos. Heel mooi, met veel watertjes, ijspegels en smeltende sneeuw. Maar niet alle sneeuw is weggedooid en sommige stukjes zijn spiegelglad. Glibberend en glijdend, soms vallend, bereiken we "River Resort", waar we eerder overnacht hebben, voor een lunch. We vertellen de vrouw dat we op Gokyo Ri geweest zijn ("knap hoor") en zien een Franse groep binnenkomen.

Een Sherpani vraagt waar we heen gaan. In Phortse weet ze wel een leuke lodge. En als we later, na een half uurtje klimmen, haar en haar schoonzus weer ontmoeten op het pad naar Phortse, volgen we haar maar. De lodge ligt helemaal bovenin het dorp, daar waren we zelf nooit naar toe gegaan. Hét voordeel is nu wel dat we al heel dicht bij de pas zijn, die we morgen tóch moeten nemen.

We betrekken onze mooie kamer, bewonderen de wc (een houten kist mét wc-bril) en krijgen melkthee. En ja: we douchen. Helaas werkt deze nog niet, waarschijnlijk zijn de leidingen bevroren. Maar een ton warm water is met een washand en schepje ook genoeg om het heerlijke gevoel van schoon zijn te krijgen. Wat fijn!

We gaan de dining in om te lezen en te schrijven. Veel tijd krijgen we hiervoor niet, want de eerste gasten komen binnen.

Nu is het 17.00 uur. De mist is naar beneden komen vallen, zoals elke dag. We hebben na de was, het schrijven, in de zon zitten, lunchen, schoenen invetten, nog een wandelingetje gemaakt. Eerst wat omhoog en de bocht om zodat we uitzicht hadden op Tengboche en de Ama Dablam. Wauw. We zien ons pad van morgen lopen, het is sneeuwvrij en ook boven het pad is de sneeuw grotendeels weggedooid. Da's mooi want dat betekent dat het lawinegevaar ook meevalt. We keren om en lopen langs de linkerkant van de vallei naar beneden. Langs de school, langs de lodge waar we vorig jaar verbleven. Da's Phortse Guest House, die we onderweg aangeraden kregen. We hadden er niet weer heen gewild, dus maar goed dat we hier in Peaceful Lodge terecht zijn gekomen. Helemaal naar beneden, tot de rand van de vallei. Daar is een landingsplaats voor een helikopter. We scharrelen door de velden en zien acht grote fazantachtige vogels wegrennen. Later nog twee, felgekleurde. Het zijn danphe's, de nationale trots van Nepal. Hans vindt nog een groene veer. Het zijn rare vogels: groen met geel met rood met blauw. Zeer opvallend.

Langs het stoepaatje lopen we weer omhoog. We komen een jonge drager tegen, een jaar of 15 zal hij zijn. Hij maakt een uitgebreid praatje. Erg leergierig, deze jongen. Volgens ons wil hij wel opklimmen: van porter naar assistent gids naar gids en dan later een lodge, net als z'n oom die een paar jaar geleden in Nederland is geweest. Hij lijkt de capaciteiten te hebben, nu de kansen nog...

Terug bij de lodge zien we de velden dampen, terwijl de wolken vallen. Overal "stoom", warm vanaf de grond en koud van boven.

We kletsen wat met de kok, die de kachel voor ons aanmaakt. We kijken nog een keer naar de komende dagen, wat we gaan doen en of het wel kan. Jawel hoor, het plan klopt nog steeds, net als gisteren: morgen naar Dingboche, dan Dughla, dan Gorak Shep, dan Everest basiskamp en naar Lobuche, dan Pheriche, dan Tengboche, dan Namche. En dan nog twee dagen om in Lukla te komen. Perfect, nu maar zien hoe het in het echt gaat.

Dinsdag 21 maart.

Marcelin ligt en Hans zit in de dining van lodge Imja valley in Dingboche, 4350 meter hoog. Het is er rustig, wij zijn de enige gasten, en het is niet zo luxe als de afgelopen dagen. Naast deze lodge wordt weer een nieuwe gebouwd, wat een optimisme. We zien af en toe een toerist voorbij lopen, maar veel zijn het er niet.

Deze lodge werd ons aangeraden door Perma, de eigenaar van Peaceful in Phortse. We denken dat de kok hier gewerkt heeft, we kregen een brief mee om aan Henri af te geven. Vermoedelijk proberen ze zo de toeristen in elkaars lodge te krijgen.

Vanmorgen om half zeven op, en om zeven uur aan het ontbijt. Pannenkoek met honing, lekker, en één bak koffie en een pot thee. We kopen nog snickers voor onderweg en willen wel afrekenen. Het afscheid wordt steeds gerekt; de kok moet zijn brief voor Henri nog afschrijven, we krijgen nog enkele adviezen, we krijgen een katha omgehangen, een heel mooi gebaar. Uiteindelijk bepalen we zelf maar de rekening, doen er nog wat bovenop vanwege de schade bij het feest, zeggen iedereen gedag en gaan dan echt.

We klimmen in de kou naar de pas richting Pangboche. Dat gaat niet zo heel erg goed gecoördineerd, we zoeken allebei onze eigen route en die verschilt toch wel behoorlijk van elkaar. Boven op de pas maken we er geen woorden aan vuil: we zijn er allebei. Maar Marcelin weet nu al dat het rugzakje niet lekker zit, de heup zeer doet, de benen snel vollopen, de insectenbeet opspeelt en dat er weinig zuurstof is. We gaan toch maar het pad op waar we veel van verwachten; beesten en mooie uitzichten. Nou, dat klopt. De mooie uitzichten hebben we direct al: we zien Tengboche met haar klooster op de richel liggen en kunnen heel ver terug de vallei inkijken. Het pad slingert op en neer langs de bergrug, lekker maar ook vermoeiend lopen. Gelukkig ligt er geen sneeuw hogerop, dus geen lawinegevaar. Even later zien we Ama Dablam, oh wat mooi, en blijft Tengboche in zicht, en die ijsblauwe rivier die volgens één kaart de Imja Khola heet, en volgens de andere Imja Drengka. Lawaai maakt 'ie zeker, en de stroming lijkt heel sterk en snel.

Marcelin begint nu soepeler te gaan. Het pad blijft wat moeilijk. Kijk daar: een wilde geit. Zijn gehoornde kop steekt hoog boven ons uit, net over een rots heen, hij houdt ons goed in de gaten. We krijgen dichterbij een beter beeld van het beest, en als we de hoek om zijn zien we ook de twee vrouwtjes. Kraaien zijn overal en nergens, maar deze kraaien lijken bijna agressief. Ze willen overduidelijk iets beschermen, en dat zal dan wel eetbaar zijn. We kijken wel uit om niet te dichtbij te komen. Even later zien we twee roofvogels, heel groot. Ze zweven op de thermiek en komen heel dichtbij, ze lijken ook te onderzoeken of wij nu prooi, gevaar of niets van dit al zijn.

En plotseling is daar Everest, met Ama Dablam in één uitzicht. Wouw.

Inmiddels hebben we een heel rustig tempo gevonden waarin we beiden in één stuk door kunnen lopen. Niet altijd trouwens: er moet gekeken worden, en foto's gemaakt worden. Kijk: de brug van Pangboche naar Tengboche, en even verder Pangboche zelf.

We lopen door het dorpje en Hans ziet het jochie waar hij een jaar geleden mee gespeeld heeft, toen we op een lunch wachtten. Dit keer lopen we deze lodge voorbij, geen lunch deze keer, en dwalen om het goede pad weer te vinden. Langs het klooster en weer omhoog, tot we Pangboche weer uitklimmen. We zien de lodge van vorig jaar onder ons liggen en rusten bij een manimuur met staande gebedsvlaggen. Wat zijn er toch veel manimuren, manistenen en stoepa's in dit dorp. Het houdt niet op, we tellen zo vijf stoepa's. We zitten uit te rusten in een soort ronding van een stenen muurtje van een halve meter hoog. Achter ons ligt een gedenksteen met een Engelse inscriptie. Het betreft een doctor professor. Ligt hij hier begraven?

En in het rustige en lekkere tempo lopen we door. Een gier komt heel erg dichtbij. Nu zijn we op de hoofdroute, de "Everest highway". Druk is het niet, we tellen negen toeristen.

Het klimt geleidelijk. Eventjes steil naar en in Shomaro, en dan weer geleidelijk. De manistenen blijven talrijk. Het is inmiddels zwaar bewolkt, geen zicht op hoge bergen meer. En na weer één uur en drie kwartier gelopen te hebben gaan we weer even zitten. Links gaat de afslag naar Pheriche de pas over, 150 meter boven ons. Wij nemen de afslag de rivier over naar Dingboche. Wacht maar even, wel 20 yaks worden naar beneden gejaagd, waarschijnlijk om werk te gaan verrichten. Dan kunnen wij weer omhoog, langzaam maar zeker en lekker, tot we Dingboche zien liggen. Deze keer dus geen Peaceful Lodge, waar we vorig jaar sliepen en waar we goede herinneringen aan hebben, we lopen nog 10 minuten door. Nee, geen fijne harde en nieuwe matrassen deze keer, of kussens die nog in plastic verpakt zijn. Het is voornamelijk oude meuk hier. Maar ook deze mensen willen wel eens iets verdienen en we vinden het leuk om de verdiensten aan ons een beetje te spreiden. De thee en snickers zijn op en de kachel wordt gevuld met yakdrollen. We zullen het nog wel warm krijgen...

Heerlijk warm is het nu. Onze kleren zitten onder de pluisjes van de kleden die op de banken liggen. Al dagen trouwens. Nu zitten we om de kachel, de oudere Sherpani is net weg en zat eerder te bidden, compleet met gebedssnoer. Achter deze lodge wordt gebouwd, het getik klinkt vertrouwd.

Marcelin is een beetje verbaasd dat we hier zijn. Ergens geloofde ze niet dat het kon, in één dag van Phortse hier naar toe. Want vorig jaar hebben we in Pangboche overnacht omdat de knollen op waren. Maar we hebben het supergoed gedaan, ze is wel moe maar niet uitgeput.

Het is hier stil. Iedereen van deze lodge heeft al aan ons gevraagd of er in Phortse wel veel toeristen zijn. Nee dus. Het is overal zo stil. Ik vraag me af of het te vroeg is of dat het gewoon echt hopeloos is. De VS en UK hebben een negatief reisadvies (gehad) en er is weer een bandha (staking en blokkade van de wegen door maoïsten) afgekondigd in april, en toeristen komen niet als ze denken dat ze nergens naar toe kunnen. Of dat nou klopt of niet.

Woensdag 22 maart.

Lobuche, 4920 meter. Wat een rotgat is dit toch. Er zijn vijf lodges. Eén kennen we van vorig jaar, nooit meer besloten we. Een ander is heel mooi, en kost 18 dollar. Sodemieter op. Dus gokken we op nummer drie. De kamers zijn mooi: goede bedden, dekbedje, licht, kapstokjes, foto en spiegel. De wc is buiten en om daar te komen moet je door de modder, niet echt klantvriendelijk. Het stinkt overal naar pies en stront, behalve de beesten lijkt ieder mens buiten zijn behoefte te doen.

Er is toch nog meer volk dat in deze rare hut overnacht. De dining ziet er niet uit en een kamer kost 400 roepie, de duurste tot nu toe. Er staan drie mensen in de keuken te niksen en dat ziet er ook niet echt welkom uit. Ze hadden ook het pad naar de wc kunnen schoonmaken...

Nu zitten ze allemaal om de kachel. Wij ook. De toeristen zullen zo wel komen; er is een Duitser "achtergelaten" door zijn groep omdat hij last van de hoogte heeft. Toch heel raar om iemand hier achter te laten, afdalen zou veel beter zijn. Een Brit heeft zijn hoogtezieke maatje in Pheriche achtergelaten en gaat nu alleen door. En een Brit die als allersnelste van een groep van vijf beneden kwam. Zijn gids is sympathiek en zit ook bij de kachel. Volgens mij zijn twee mannen om de kachel dragers van de Britse groep, de rest is dus het niets doende personeel dat ons bijna uit de kring verdrijft.

Nee, het is hier niet echt fijn. Het utzicht is wél weer mooi. Hele hoge bergen met gletsjers. Zo blauw. Bergen met prachtige rode strepen horizontaal en vertikaal, dat het wel een spinnenweb lijkt.

De Duitser schuift aan bij de kachel. We zeiden net tegen elkaar dat we misschien ook wel een beetje verwend zijn geraakt met al die supergoede lodges. Met al die heel erg aardige mensen. Dit steekt wel heel schril af. Hoe komen we hier terecht?

Vanochtend startten we in Dingboche. Wat een lieve mensen... Hari brengt ons verderop in het dorp naar het pad naar Lobuche. Het afscheid van hem en zijn vrouw is hartelijk. We hebben het gisteravond dan ook erg gezellig gehad met hen en dochter en kleindochter. Ze zijn 46 en 47 jaar oud. Eén zoon is lama in Tengboche, één zoon is in Kathmandu op kostschool. Eén dochter in Khumjung, één dochter thuis, met kind. Waar de vader van het kind is hebben we niet gevraagd, misschien werkt hij als porter of yakdrijver of gids. Misschien is hij uit beeld. Bijzonder is dat zij Sherpa is, en dat Hari uit de vlaktes komt. Ze moesten erg lachen om het verhaal over de opening van de lodge, vooral de sterke verhalen over drank doen het goed. Afijn, op weg naar Lobuche. Van vorig jaar weten we dat het eerste stuk niet al te moeilijk is. Dat klopt. We hebben uitzicht op Pheriche, langzaam klimmen we, er ligt nog een beetje sneeuw. Gelukkig niet veel. Hans gaat voorop, Marcelin heeft even moeite het ritme te volgen maar later gaat het goed. We worden ingehaald door porters, die wij weer inhalen, die ons weer inhalen. Ze horen bij een groep Italianen, vijf stuks, die ons vlak voor Dughla inhalen. De gids is minstens een kwartier vooruit, wat een sukkel, en daar wordt 'ie ook nog voor betaald.

Dughla bestaat uit een teashop en twee lodges. De Italianen zitten bij de teashop, wij gaan bij de lodge zitten. Hot lemon, tea, snickers. Ons horloge heeft de geest gegeven, balen. Volgens een Sherpa heeft 'ie hoogteziekte. En dan komt Marcelin met de mededeling dat ze niet meer hoger wil, en Hans reageert bot. Shit, de verwachtingen lopen uiteen. We betalen en gaan 10 minuten hogerop ruzie maken. En dat vinden we beiden moeilijk. We willen tegemoetkomen en compromissen sluiten. En dat blijkt dus niet mogelijk. Het is óf omhoog, óf naar beneden. Huilen.

Mijn argument dat we hier waarschijnlijk nooit meer zullen komen doet Marcelin besluiten wéér, en dat is de zoveelste keer, haar grenzen te verleggen. Ja, het is zwaar, zo weinig zuurstof. Lopen in sneeuw en modder is soms eng. En de kans op hoogteziekte blijft. Ze wil nu toch omhoog. Maar dan wel samen.

Het is een rotklim, van Dughla omhoog naar de vlakte met herdenkingsstenen van verongelukte klimmers. Loeisteil, geen eenduidig pad. We doen het samen, in een rustig tempo gaan we heel goed omhoog. Op driekwart zien we Silvan, Julica en Dirk omlaag komen, wat leuk om ze weer te zien. We kletsen even, krijgen veel steun en vliegen daarna omhoog. In 15 minuten zijn we boven....

Er zijn nieuwe gedenkstenen, in een jaar tijd zijn er opnieuw veel klimmers omgekomen. We kijken rond, wat een mooie plek is dit toch, wat bijzonder, en gaan dan snel door. Het is koud, moeten we onze handschoenen pakken? Er is hier veel sneeuw. We glijden door, steken de gletsjer over en gaan mee in de stroom van porters. Er komen ons heel veel yaks tegemoet, echt heel veel, wel een stuk of 50. Ze komen allemaal van basiskamp, om tenten en ander materiaal af te leveren. Er wordt dus een kamp opgezet. Misschien is het dan toch de moeite waard om basiskamp te bekijken?

Langzaam stijgend komen we in Lobuche. Wat een bende hier...

Donderdag 23 maart.

"Dit is echt raar.", zal Marcelin in het dagboekje schrijven. " Ik zit in de Sun Room van Himalaya Lodge in Gorak Shep. Dat is op zich al gek. Maar wat nog vreemder is, is dat Hans hier niet is. Wel drie kaartende Sherpa's en één toekijker, maar geen Hans. Hij is Kalapathar op. Ik heb net nog even gekeken en hij gaat als een speer. Ik vind het wel spannend dat hij alleen weg is, maar het klopt. Ik wil m'n krachten sparen voor morgen; dan gaan we samen naar Everest Basecamp. Ik denk dat ik niet allebei kan. Als ik bedenk dat ik na Gokyo Ri twee dagen moe ben geweest, dan spaar ik mezelf nu liever en zet alles op alles voor Basecamp. Hans kan wel allebei, of dan dat in ieder geval proberen.

Gorak Shep is een veel prettiger oord dan Lobuche. Daar had ik niet eens alleen achter willen blijven. Hier hangt een prettig, relaxed sfeertje. Veel Sherpa's staren naar Pumo Ri waar Sherpani's de top beklimmen of al beklommen hebben, da's me niet helemaal duidelijk. Een groep Duitsers is net vertrokken. Ze zijn naar Basecamp op en neer geweest en dalen nu af naar Pheriche. Zij liever kan ik. In een andere groep Duitsers is ruzie: ze zouden vandaag naar Kalapathar en nou moeten ze ineens naar Basecamp en dat is geen stijl. De helft is op weg, de andere helft is achtergebleven.

Wij kwamen hier al om 10.45 uur, nadat we tegen acht uur vertokken waren. Lekker vlot. De route was niet erg moeilijk, wel heel glad af en toe. Al snel kwamen we langs bekende plekjes: daar heb ik vorig jaar gekotst, daar was Ramesh (de gids die we vorig jaar mee hadden) al, daar zijn we omgekeerd. Ik voel me nu wel goed, een beetje vaag misselijk maar geen hoofdpijn ofzo. We lopen door, Lobuche La over. Nog wat draaien, nog wat op en neer. We willen pauze maar de volgende bocht ziet er veelbelovend uit. We denken niet dat 'ie z'n belofte waar zal maken, maar ja hoor: daken van huizen in zicht. Drie lodges telt Gorak Shep, veel goraks en een waanzinnig uitzicht.

Ik tinkel wel een beetje, m'n hoofd en m'n rechterhand. De hoogte: we zijn op 5180 meter. Er is hier nog 52% van de hoeveelheid zuurstof die er op zeeniveau is. Belachelijk.

Morgen naar basecamp. Dat wordt al opgebouwd. We horen dat de sfeer wel heel bijzonder is. Ik ben heel benieuwd... en zenuwachtig. Kan ik het wel? Zal het wel lukken?"

Vervolgens schrijft Hans een stukje in het dagboekje:

Kalapathar. Ze hadden me een klim van tweeënhalf uur beloofd, en een afdaling van een uur. Om half één vertrok ik. Eerst moet ik door een dalletje naar de heuvel toe. Er ligt nu veel sneeuw, maar normaal gesproken is dit één grote zandvlakte, zegt men. De zandbak van Gorak Shep. Het is nu vooral een kwestie van het goede spoor kiezen, en dat kon ik heel goed doen toen ik boven het plateau stond..

Het eerste deel klimt slechts lichtjes, boven de zich vernauwende vallei. Het pad is goed, slechts een paar stukjes gladde sneeuw. Het duurt maar even en ik krijg steeds meer Everest te zien. Dit gaat wel heel makkelijk zo. In korte tijd ben ik op het vlakke gedeelte, dat we van onderaf konden zien. Van hieraf klim ik nog verder naar het noorden, over een droog spoor door sneeuw. Steenmannetjes wijzen de weg. Dan gaat het steiler, in westelijke richting, in sneeuw. Drie Australiërs komen van boven, we kletsen wat. Ze zijn heel erg enthousiast, en ik word er nog enthousiaster van dan ik al was. Ik krijg er extra energie van. Ook twee Duitsers willen hun gevoel delen. Het hoge tempo van het begin kan ik niet meer vasthouden. De stappen gaan langzamer, de periodes dat ik achterelkaar lopen kan worden korter. Tellen. Honderd stappen achter elkaar gaat nog, dan sta ik stil , en kijk om me heen. Ja hoor, stoer hoor, om uit te hijgen zul je bedoelen. De top is zichtbaar, de gebedsvlaggetjes wapperen in de wind. Dezelfde Brit van de lodge van gisteren vertrok 5 minuten na me, ik zie hem echter niet meer. Ik kan nu niet meer dan 50 stappen zetten, de wind komt me tegemoet, hard en koud. Man, man, de ijle lucht versteent me. Vijfentwintig stappen tel ik, en dan moet ik weer stilstaan om mijn gehijg ietsjes te minderen en mijn hartslag omlaag te brengen. Rotsblokken maken het lopen ietsjes makkelijker. Nog 10, 5, 3, 2 stappen. Ik ben er! 5545 meter hoog...

Het uitzicht is schitterend. Precies zoals op foto's: onbewolkt, een kale Everest, besneeuwde Lothse. Achter me de Pumo Ri. En "ver" onder me twee meren. Aan één ervan staan gele en rode tenten: het basiskamp van Pumo Ri. Ik zie de Brit weer, hij haakt 50 meter onder de top af, ik ben helemaal alleen.

Een nare wind komt over Kalapathar en neemt verijsde sneeuw mee. Heel naar, het doet pijn in mijn gezicht, en koud! Nu heb ik ook al heel lang gezeten, wel een half uur. Mijn handen zijn verstijfd, ik doe mijn fototoestel in het rugzakje, pak de handschoenen en daal af. In de sneeuwstorm. De hagel slaat niet alleen in mijn gezicht, maar ook mijn nek en schouders en mijn benen doen zeer. Ik daal maar even af: ik moet stoppen om mijn veter te strikken. Shit, dus weer de handschoenen uit, strikken, met die gevoelloze vingers, handschoenen weer aan en dan echt afdalen. Even plotseling al 'ie kwam gaat de storm ook weer liggen.

Ik vlieg naar benenden, het dalen gaat in een razend tempo. Even kletsen met de Brit die ik inhaal, iets verder met de gids met Unox-muts die zijn Japanse klant omhoog helpt, en ik ben al van de berg af. Om drie uur loop ik de hut binnen. Ik ben maar tweeënhalf uur onderweg geweest.

Thee in de dining met de drie Australiërs. Popcorn. Verkassen naar een plekje in de zon. En morgen?

"En nou zit Hans weer naast me.", denkt Marcelin. "Gewoon. Gewoon? Nee in Gorak Shep."

Het is zes uur en de ruimte stroomt vol. De Aussies zitten met ons en nog een heleboel anderen om de kachel. Buiten is het nu al flink onder nul. Marcelin heeft meer lagen aan dan ooit: t-shirt, lange mouwen shirt, odlo trui, fleece, haar windblock heeft ze uitgedaan nu de kachel het goed doet. Lange onderbroek en fleecebroek, twee paar sokken. Geen muts, maar dat moet morgen echt want ze heeft korsten op haar hoofd. Ook heeft ze hoogtewangetjes: paarse vlekken door de zon en ijle lucht. 52% zuurstof hier, en daarvan wordt de helft ingepikt door de yakdrollen en kerosinekachel.

Vandaag hebben we regelmatig aan Ramesh gedacht, de gids die ons vorig jaar vergezelde. Logisch, hij speelde een niet al te fraaie rol, toen Marcelin terug moest met hoogteziekte. Eerst al het niet luisteren: hij wist niet dat ze al drie dagen hoofdpijn had. M'n reet, ze had het wel verteld, maar als je anderen interessanter vindt dan je klanten...

Dan het vooruit rennen, het totale gebrek aan aandacht. Nee, Ramesh is achteraf gezien geen sukkel maar een regelrechte etter.

Zo fijn om nu samen te zijn. Om geen energie te hoeven besteden aan een dwarsliggende gids. Die energie hebben we hard nodig voor het lopen en voor het hier zijn. We zijn blij dat we hier zijn, in dit landschap. Ook al is Marcelin de sneeuw en de kou zat, het is goed hier te zijn.

Vrijdag 24 maart.

En weer terug in Gorak Shep. Het is kwart over drie geweest. De keukenjongens spelen kaart en slurpen hun thee naar binnen. Er is nóg een toerist, en wij. Misschien komen er later nog mensen binnen, terug van Kala Pathar of basecamp.

Wat hadden we een slechte nacht. De hoogte, rotbed en andere smoesjes, slapen deden we nauwelijks. Het was al een tijdje licht en we hoorden al allerlei mensen naar de wc gaan. De Japanse buurman scheerde zich zelfs elektrisch; tijd om op te staan.

Maar toen we na wat gerommel in de dining verschenen was het pas kwart voor zeven... We hebben helemaal geen horloge nodig om op tijd op te staan.

Na ontbijt, spullen pakken en dag zeggen tegen de Aussies gaan we een dagwandeling maken. Op naar basecamp.

Het is verschrikkelijk koud. Het zal vannacht een graad of 15 gevroren hebben, ook nu is het nog ver onder nul. Handen en tenen raken onderkoeld. We lopen het valleitje uit, geleidelijk, langs enkele gedenkstenen. Koud. Klimmen nu. Er ligt nog wel wat sneeuw, het spoor is wél duidelijk. Brrr. En na een half uurtje klimmen bereikt de zon ons. Dat is lekker. Inmiddels zien we Everest weer. En een stuk van de ijsval. En de Khumbugletsjer. Vingers en tenen krijgen eindelijk iets van hun gevoel terug.

We mogen over een mooi heuvelruggetje, dat loopt lekker. Tot bij een wand waar we enkele stenen vanaf horen en zien vallen. Heel voorzichtig, steeds weer even omhoog speurend naar enig gevaar, passeren we deze hellingen., En dan mogen we de chaos in. De knul uit Birmingham is al weer op de terugweg. Wij lopen op de gletsjer, in een puinhoop van groten en kleine stenen, meertjes en ijspegels. Op en neer, wat een chaos. Het is heel vermoeiend lopen, maar we vermaken ons met steeds meer zicht op de gletsjer en ijsval. Daar is de verongelukte helikopter (drie jaar geleden volgens de man van onze lodge) en we zien de tenten van het basiskamp. Toch duurt het nog wel 15 minuten voor we er zijn.

Een stuk of 6 groepjes tenten, die kriskras verspreid staan in de chaos van stenen, ijs en resten sneeuw. Er wordt gewerkt: egaliseren, muren bouwen. Er verrijst een compleet dorp hier, voor een paar weken. Wat is dat toch, dat we alllebei zo onder de indruk zijn van deze plek? Nou ja, het zijn alle verhalen die we kennen. De ijsval, waarover we zo vaak hebben gelezen dat íe veel steiler is dan je denkt, en die veel steiler is dan we dachten. Dit landschap is totaal mensonvriendelijk en toch is het een paar maanden per jaar bewoond. Door mensen die zich niet laten afwijzen door sneeuw, ijs, kou en ander gevaar. Wat een malloten. Je kan toch zien dat hier geen mensen horen. De wanden van de bergen zijn steil, de "pas" die ertussen ligt is vergletsjert. Wij zitten en liepen over de Khumbu gletsjer. We horen en voelen het ijs bewegen. Het kraakt. Het sijpelt. Het beweegt. Heel raar is dit. We voeenl ons niet veilig hier, wat overigens onze bewondering voor de malloten doet toenemen.

Het kost wel wat, zo'n retourtje. We zijn doodmoe. Er sijpelen toch nog wat toeristen binnen, o.a. een Nederlander die in Singapore woont. Dat kan.

De vermoeidheid is groot, de tevredenheid ook. Wauw, wauw, wat zijn wij toch goed, dat we dít kunnen!

Zaterdag 25 maart.

Het grote afdalen is begonnen. Waren we vanmorgen nog in Gorak Shep, op 5170 meter hoogte, nu zitten we in de sun room van The White Yak Lodge in Pheriche, op 4278 meter. Da's al best laag. Erg bijzonder is dat we schoon zijn. Deze super lodge heeft een echte douche, je weet wel, met tegeltjes op de muur, een douchebak, een gordijn. En warm water. Oftewel: een gewone douche. En wat is dat toch geweldig. Deze lodge is ons aangeraden door de eigenaar, die we in Lobuche in de Alpine Inn ontmoetten. Daar houdt hij een oogje in het zeil omdat z'n neef van wie de lodge is in Europa zit. Deze lodge is heel veel beter (en nieuw).

Gisteren waren we nog in Gorak Shep. Ondanks de vermoeidheid zaten we nog een tijd rond de kachel, met een Spanjaard die heel veel at en vervolgens ging nadenken, een Zwitserse met gids, de Duitser die onderzoek doet naar hoogteziekte, de eigenaar en nog wat Sherpa's. Erg gezellig allemaal. We mochten al om half acht naar bed, en na wat muziek luisteren sliepen we allebei al snel. En we sliepen goed. En heel lang, want pas om half acht kwamen we de dining weer binnen. Na een bakje pap, wat Marcelin ook al niet meer wegkrijgt, en wat thee gaan we onze spullen halen, afrekenen en weg. Bedankt Himalaya Lodge, dit was een goede plek. Om half negen gaan we. Afdalen, afdalen, afdalen.

Over de puinhellingen van de gletsjer. Gek. In deze wereld van ijs en rots horen toch geen mensen. Toch staan we hier. We kijken nog eens naar de ijsval. Daar helemaal zijn wij geweest, aan het einde van die gestoorde ijsmassa.

We lopen lekker door, komen toch nog wel wat toeristen tegen en porters en kletteren dan echt zo'n 100 meter naar beneden. Van hieraf is het geleidelijk omlaag, zonder grote hindernissen.

We vinden er plezier in de yakdrijvers en dragers te vragen waar ze naar toe gaan. En zij vinden het leuk antwoord te geven. We hebben dorst, Marcelin heeft last van haar keel. Dus spreken we af in Lobuche iets te gaan drinken. Hans kan dan alleen maar aan thee denken en vergeet zijn voeten hoog genoeg op te tillen. Kiek uut Zaalmink, concentratie!

Om kwart over tien zitten we in Lobuche op het terras van "onze" lodge. 2,2 liter thee krijgen we net niet op. Wolken blijven aanwaaien, het ziet er hogerop niet zo heel erg veelbelovend uit. Gelukkig gaan we naar beneden.

We blikken nog even terug op dat rot dorp en lopen langs de gletsjer omlaag, steken 'm over en zeggen tegen elkaar dat het heel bijzonder is aan het eind van deze gletsjer te staan. Gisteren stonden we aan het begin.

We scharrelen omhoog naar de pas met de herdenkingsstenen. Helaas zijn we de gebedsvlaggetjes kwijt, we hadden ze hier graag willen ophangen, geeft niet, ook zonder onze gebedsvlaggetjes is het een mooie plek.

De afdaling naar Dughla zit er zo op. We denderen 300 meter naar beneden. Er komen heel erg veel toeristen omhoog, misschien wel 75. Is het seizoen nu écht begonnen?

In Dughla drinken we soep en hot lemon. We kletsen wat met anderen. Twee Amerikanen vertellen dat hun gids gisteren twee mensen op de Pumo Ri heeft zien vallen. Jek. We hopen dat het tóch iets anders was dan mensen. Ze hebben nieuwe gebedsvlaggen opgehangen bij deze lodge, van de hut naar de heuvels ernaast. Heel mooi.

En dalen maar weer. Heel hard tot in de vallei, dan is het redelijk vlak. We passeren een dorpje; hutjes van steen waar mensen permanent wonen. Het lijkt soms wel lente: vlinders, en heel veel water. Overal horen en zien we stromend water. De schoenen blijven droog met dank aan de stapstenen in de stroompjes.

Pheriche. Een mooier oord dan we ons herinneren. Het waait er wel weer hard.

We zitten even in de sun room. De personeelsleden vliegeren, grote hilariteit. In de dining ligt laminaat, zó luxe is het. We vermoeden dat de westerse vrouw, die hier rondloopt, haar invloed gebruikt heeft.

Zondag 26 maart.

Het wordt een latertje: het is al 18.40 uur en we hebben net eten besteld. We waren vanmorgen ook niet vroeg op. Om zeven uur gaf David de beloofde klop op de deur. Na veel geteut stonden we op. Pakken, ontbijten, (chocolade pancake, erg goed), thee, nog meer thee, betalen en gaan. Wat een fijne lodge is dit. We lopen het dal van Pheriche uit, over een pasje en we dalen naar Orsho, waar alle sneeuw verdwenen is. Door Shomare. Op een terras zitten Chris, Dave en die lange, onze Australiërs uit Gorak Shep, thee te drinken. Zij gaan naar Phortse, op ons advies, en we zien elkaar morgen in Namche. Wij gaan naar Tengboche, via Pangboche. Daar drinken we thee en eten een snickers bij de reïncarnatie, waar we vorig jaar logeerden. Die is niet thuis maar moeder en zus wel. Dirk komt langs en schuift aan. Hij heeft Island Peak beklommen en is erg blij. Silvan heeft besloten niet te gaan omdat hij het materiaal niet goed vond, merkwaardig. We dalen met Dirk verder af. Naar de rivier waar een nieuwe brug boven de oude ligt. We komen veel porters en yakdrijvers tegen, die op weg zijn naar basiskamp. Erg snel gaan we dan ook niet, we kletsen veel met de vriendelijke dragers. Over de rivier is het eerst Nepali flat, maar dan komt nog een klimmetje. Het is erg glibberig, modderig onder de bomen, maar vooral erg mooi. Voor Dirk is dit helemaal nieuw, het rododendron en conifeerbos. Door de vele yaks moeten we vlak voor Tengboche veel wachten. Het is het waard. Eenmaal boven genieten we van de aanblik van het klooster, de bergen. Met Dirk lunchen we, heel lekker een Tengboche burger met frietjes en groenten.

Een Brit zoekt ons gezelschap, een leuke man. Dirk heeft aan de noedels niet genoeg, het is tenslotte een Duitse bakkerij, hij neemt nog een stuk appeltaart toe. Dan zeggen we gedag, hij loopt door naar Namche.

We gaan op zoek naar een leuke lodge en komen uiteindelijk uit bij die van vorig jaar. We krijgen een kamer op de bovenverdieping, met uitzicht. We kunnen ons niet herinneren dat deze bovenverdieping er vorig jaar al was. Na een pot thee wandelen we rond. We bezoeken het bezoekerscentrum en kopen een mooie deurlap, met 8 symbolen. Marcelin gaat bijna uit haar dak als we er een jute tasje bij krijgen met opdruk.

We zitten heel lang op een muurtje en kijken en kijken. Naar het klooster, de talloze vaak hele jonge dragers. Naar de toeristen, de bergen, de volleyballende monnikjes. Naar de manistenen, rechtopstaande stoepa, een hele hoge. De sfeer is geweldig hier. We zien Ama Dablam en Everest, alles lijkt hier samen te komen. De massa's toeristen zijn verdwenen. Het is weer vredig. We genieten, slenteren nog even door het dorp en nemen foto's van de achterkant van het klooster, waar ook de verblijven van de monniken zijn. Twee Duitse toeristen die niet begrijpen dat je manimuren en manistenen rechts moet passeren genieten van de bergen. De Brit spreekt weer even met ons, we hebben het over rijk en arm. Toch ongelooflijk dat er zulke rijke mensen zijn hier, die even een paar maanden naar Europa kunnen. En dat er zo heel veel meer mensen zijn die arm zijn, die als porter enorme lasten richting de lodges van de rijken dragen of naar basecamp. Op slippertjes, en dan 's nachts bij elkaar kruipen in een schuurtje, met die enorme kou. Sommige mensen hangen tussen het rijk en arm zijn in, ze hebben een paar yaks en zo een redelijk bestaan zolang de hoge bergen beklommen worden. En dan lopen wij er tussen, rijk, en we lopen hier voor de lol. Het is niet eerlijk verdeeld en we snappen er weinig van.

Heel lang staan we buiten, tussendoor even omkleden, om het licht van de ondergaande zon op de Everest en Ama Dablam te zien. Wat is dit toch een heel erg mooie plek. Hier op die richel, met zicht in drie valleien, met het klooster en die prachtige bergen.

En zoals Marcelin zei, geen kasteel hier maar een klooster, zo werkt dat hier.

We gaan de lodge in waar het lekker warm is. Er logeren drie Fransen met hun gids en dragers, twee Duitse en wij. De Duitse meiden kenden Dirk en Silvan ook weer, Silvan van Gokyo Resort en hen beiden van Chukum. Grappig.

De Fransen drinken drop, sterke maar aangelengde drank, en ook de dragers worden in dit feestje betrokken. Onderling laten ze merken de drank héél vies te vinden...

De macaroni is niet geweldig. De eigenaresse speelt kaart met de luidruchtige en niet grappige clown van een gids van de Fransen. Hij vindt zichzelf erg geweldig en is daarom geen prettig gezelschap. De wel heel erg jonge dragers dutten in. Het zal zo wel dal baat tijd zijn.

Jawel: daar gaan de dragers naar de keuken.

Wouw, we zijn in Tengboche, op deze prachtige plek. Het was heel bijzonder de zon onder te zien gaan en Everest als laatste verlicht te zien. Wauw. Helder weer heeft grote voordelen. Ook een nadeel: het zal wel weer koud worden vannacht.

Maandag 27 maart.

Koud werd het vannacht niet. En de zonsopgang was fantastisch. We hoefden alleen maar het gordijntje opzij te schuiven, wel eerst even op de buik draaien en Hans moest zijn bril opzetten. Maar dan was het genieten van de ochtendzon op de Ama Dablam en Everest. Mooi...

De wekker van de Duitse buurvrouwen ging om 6.30 uur af. Dat weet Marcelin te vertellen, ze is gaan plassen en heeft meteen op de klok in de dining gekeken. Even later begint een monnik op bekkens te slaan, en als eindelijk de hoorn invalt, staan de buren op. Zij gaan naar de ceremonie in het klooster. Wij hebben niet eens besproken of we wel of niet gaan, kennelijk vonden we het vorig jaar te koud en te saai om dit nog eens te herhalen. Wij gaan ontbijten. Kokkie bakt pannenkoeken en de honing is bijna vloeibaar. Toch gek met deze kou.

We lopen nog even rond op deze prachtige plek, klimmen een richeltje op en wat een uitzicht is dit...

We skippen het gebak en vertrekken richting Namche. Dalen dus. De dikke kleding zit in de rugzak, het is lekker warm. De sneeuw is gesmolten, er is alweer genoeg stof. Dalen, urenlang lijkt het wel. Als Hans een uitglijder wil stoppen, breekt zijn skistok en valt hij alsnog. De skistok van Daniëlle, dat is naar.

In Selawa, aan de rivier, nemen we een hot lemon (30 roepie i.p.v. bijvoorbeeld 45). Leuk plekje, met een beekje dat gebedsmolens aandrijft. De rivier is onrustiger; wat een geweld komt daar naar beneden.

Het lijkt wel lente. Een heerlijk temperatuurtje. Vlindertjes, de lekkere geur van het dennenbos en de eerste bloeiende rododendron. We klimmen weer, de allerlaatste serieuze klim van onze trektocht. Twee keer zitten afdalende Duitsers ons dwars.

Zolang de trappen wegblijven klimmen we, ondanks de zo langzamerhand aanwezige vermoeidheid, best lekker. Heel veel yaks komen ons tegemoet, aan de kant dus. En toeristen. En porters. Er is zelfs een lange file op een smal stukje, we wachten keurig tot de wel 30 mensen voorbij zijn.

In Sanasa komt er een eind aan de klim. Daar zien we onze Aussies weer terug, die enthousiast vertellen over de door ons aangeraden route van Pangboche naar Phortse. Leuk.

Zij gaan door naar Namche, aan de pizza met bier. Dat lijkt ons ook wel wat, maar nu beperken we ons tot sherpa stew en mint thee. We zijn allebei een tikje moe en behoorlijk emotioneel. Als we verder lopen voor het laatste uurtje naar Namche staan we veel stil en zijn we allebei wat huilerig. Afscheid van deze prachtige bergen, afscheid van deze hele mooie en bijzondere tocht. Die we zo helemaal samen gemaakt hebben. En waarbij we allebei zo ontzettend onze grenzen hebben verlegd. En zo veel hebben meegemaakt. Enzo.

We komen Namche in via een alternatieve route. Maar we weten de weg nu wel. Na kort overleg in het dorp besluiten we om gewoon weer naar Hotel Namche te gaan. Daar worden we enthousiast begroet door de keukenjongens en Maya zelf, die er ook weer is. Dat voegt wat toe. Nadat we de spullen op de kamer hebben gegooid gaan we het dorp in. Op zoek naar pizza's en bier. Dat vinden we in de bakery waar de Aussies net hun laatste stukjes wegwerken.

Ook wij willen salamipizza met kaas en bier, we likken onze vingers erbij af. Lekker, lekker. Het bier komt behoorlijk aan en we worden toegelachen door de man achter de kassa.

Terug naar het hotel kopen we toch nog gebedsvlaggen en ieder een prachtige windstopper. En dat voor 3000 roepie, dat is 36 euro.

Hans wast zich, Marcelin doucht, we drinken thee.

Wij lijken de enige individualisten in de lodge, de rest zijn groepen met gidsen en dragers. En dat is toch minder leuk. Maar goed, we hebben zelf genoeg te bespreken. Over gisteren, de sterrenhemel boven Tengboche. Het klooster dat verlicht was. De lichtjes van Khumjung in de verte, en van Sanasa. Dat hadden we lang niet gezien. Wel heel mooi.

We hebben alweer eten besteld, yaksteak want er is geen kip i.v.m. de vogelgriep. O ja, dat was er ook nog. We zijn toch wel echt van de wereld geweest, en dat bevalt ons heel goed.

36 Duitsers, 1 Canadees, 1 nader te specificeren, en 2 Nederlanders. De hut zit vol. Wij ook bijna, na een yaksteak en bier. En chocoladecake, die we, heel lief, van Maya kregen.

Dinsdag 28 maart.

Hans is jarig, hoera! Veertig worden in Namche, heel bijzonder.

We verlieten Namche, alweer een afscheid. Nou vonden we het niet heel erg om de 36 Duitsers (waaronder 6 Zwitsers) en de rest achter te laten, het dorp verlaten kostte wel wat moeite.

Dag Namche, wie weet tot ziens maar wie weet ook niet. We dalen af, naar de rivier. Al snel halen we 3 Aussies in, die we gister ook bij Sanasa zagen. Het is niet heel druk op het pad, maar af en toe wat porters, yakdrijvers met yaks en toeristen komen we wel tegen. Een vrouw wurgt zich omhoog maar heeft wel tijd en energie voor een praatje waarbij ze Marcelin met "dear" aanspreekt. We kunnen onderweg Everest niet zien, ze zit in de wolken. Niet erg, we hebben al dag gezegd. Nu zeggen we dag tegen de militairen die op het uitzichtspunt staan. Jonge jongens. Bij de rivier wachten we tot de zwaarbeladen porters van de brug zijn. Dan gaan wij. Het water van de Dudh Kosi is erg wild, het is veel. Aan de overkant dalen we af naar de linkeroever die we heel lang volgen.

We skippen even naar rechts en dan komt Jorsale al in beeld. Doorlopen dus nog maar even, naar Monjo. Thee bij de schatjes waar we heen nog sliepen, bij Kailash Lodge. De Nederlander van Gorak Shep loopt langs, we blijven hem nog een tijdje tegenkomen.

Door, over een zijstroompje, weer de hoofdstroom over. Bengkar is het volgende dorp, het maakt geen indruk. Wat wel indruk maakt is het lekkere weer, de bloeiende rododendrons, de zon. Heerlijk lopen is het zo, we voelen ons vrij.

Door Toktok, de magnolia bloeit nu niet. Hier is het druk, de school is net uit. Een al te brutaal jongetje krijgt van Marcelin een tik op zijn pet. Opzouten. Een nare man die haar aan de kant duwt, zo te zien aan het pak een boswachter, maakt dat ze zich boos maakt. Later realiseren we ons hoe weinig vervelende mensen we tegenkomen, deze zak is een uitzondering.

Phakding in zicht. Hans mag kiezen welke lodge we nemen, als verjaardagskado. We gaan voor het dorp op het terras van een lodge zitten. Eerst lunch: chomein mixed. Mocht Hans ook al kiezen. Het is heerlijke bami, zoveel groenten hebben we lang niet gehad. We krijgen een kamer (100Nrp), een triple dus lekker veel ruimte.

We kletsen lange tijd met Paul Weller, een Aussie met imponerende grijze baard. Erg leuk gesprek waarna we denken dat de problemen van Nederland overal elders ook spelen en dat het vanzelf wel weer een keer overgaat. Hoe dan ook. Fijn zo'n positief persoon te ontmoeten. Hij reist met Helen en een man waarvan we de naam niet weten.

Mars en thee. We zien hoe de medestudent van de jongen in Gorak Shep 4 Amerikanen onderzoekt, boeiend. Zij doen een onderzoek naar hoe mensen reageren op hoogte. In Gorak Shep zullen zij zich door de andere student laten testen, en op de terugweg bezoeken ze onze student weer. Hij test ons ook even kort, Hans: hartslag 62 - 68, zuurstofgehalte 98%. Marcelin hartslag 75, zuurstofgehalte 97%. Da's nou interessant.

Het is een beetje moeilijk om te beschrijven wat er nu gebeurt. Om ons heen van alles: de Duitser onderzoekt nog 4 Britten van een groep, die een stuk of 6 dragers en heel wat gidsen bij zich hebben, maar niemand kijkt naar ze om. Paul en Helen zitten te kletsen. Marcelin leest. De rivier stroomt en af en toe komt er nog iemand langs op het pad.

Maar verder gebeurt er óók een hoop. We vinden het jammer om afscheid te nemen. Maar zijn ook blij met alles wat we mee nemen aan ervaringen.

Woensdag 29 maart.

Vandaag was het verder uitlopen naar Lukla. Dat hadden we inderdaad best gisteren kunnen doen, zoals de Hollander het al zei, maar het is lekkerder in twee dagen. Veel relaxter. De slaap was redelijk, alleen vond iemand het nodig om om 5 uur vanochtend de trap af te denderen. En weer op. En nog eens af. We hoorden later van Paul dat het zo vroeg was geweest. We dommelden wat na tot 7 uur, en Paul op ons verzoek op onze deur klopte. Opstaan, tandjes poetsen, lenzen in, inpakken. Ontbijt. Daar komen de USA boys weer, wat een sukkels. De mensen van hun lodge zullen het niet waarderen dat ze steeds in een andere lodge eten, en we waarderen twee van hen ook niet. Met nog geen 25 jaar zijn ze al zwaar bereisd en nog zwaarder verwend. Het enige waar ze over kunnen praten, of in ieder geval gisteravond over wilden praten was hoe goedkoop het was in Thailand, Cambodja, Honduras etc. en dat het toch wel wat duur was in weten wij veel. Verwende rijkeluisjochies. De wereld als decor voor hen.

Na het ontbijt rekenen we af en zwaaien de Aussies gedag. De brug over, Phakding door en afdalen. Tot net onder 2500 meter, en dan gaan we omhoog. Het pad is breed en dat is maar goed ook, want het is druk. Groepen gaan omhoog, en ook nog wat yakkaravanen. Een toerist maakt een foto van het nieuwe uitzicht, met nieuwe bergen. Het enthousiasme straalt van hem af. We klimmen en dalen, het eerste iets meer. Door dorpjes. Steeds dezelfde mensen halen ons in, een man met een rood jasje, een jochie met een rugzakje. Er lopen opvallend veel jonge Sherpavrouwen met kinderen op hun rug. Veelal baby's in een rieten mand, met een hoofdband. Ze zijn op weg naar de kliniek in Cheplung, blijkbaar is het consultatiebureau vandaag open. Ook vanaf Lukla komen we veel vrouwen met kleine kinderen tegen. We horen regelmatig helikopters en vliegtuigen. Raar om weer motoren te horen na drie weken zonder dat soort mechanisch geluid. De lucht is vreemd, er zijn wolken, regenwolken of rook, of allebei? Vlakbij Lukla drinken we thee, met uitzicht op de school.

Aan de overkant van de rivier, iets onder Lukla, is een bosbrand. Beroerd. Tot aan Lukla is nog een stevige eindklim. Gelukkig doet Hans' lijf het vandaag goed, hij is erg fit en zijn benen willen wel. Marcelin haar longen iets minder, met dank aan de rokende kachel gisteren en het vuur in de lucht vandaag. Toch klimt ze vlot, ze zit pal achter Hans. We pauzeren om het Duitse stel wat afstand te laten nemen, met hun gids en rare drager. Dat jochie heeft gisteren geen woord gezegd, volgens ons ook niet gegeten. Ook vanochtend zat hij alleen maar te zitten. We vroegen onszelf af of hij autistisch was. Volstrekt passief. Daardoor viel het op dat iedereen hier eigenlijk altijd wel ergens mee bezig is.

Afijn, zij Lukla in, wij Lukla in. Even zwaaien naar de militairen. Door de hoofdstraat richting lodge. Er is markt, maar veel stelt het niet voor. We strijken neer bij Eco Paradise Lodge. Sherpani herkent ons. Erg leuk. We lunchen eerst: hash brown patatoes. Dat is een soort aardappelpannenkoek met een gebakken ei er op en best lekker. De Aussies komen voorbij (bla bla bla), het Duitse stel (zwaai zwaai), Tim en Desiree, de Amerikaan en de Filippijnse, schuiven bij ons aan.

We zijn terug in de beschaving. Weliswaar is de eerste auto nog acht dagen lopen verwijderd, we zitten naast het vliegveld waar elke ochtend in dit seizoen tientalle twinotters landen. Er zijn biljarttafels in dit dorp, er is een sauna, in een lodge worden films vertoond, er is een rockcafé. En dus gaan we aan de cola.

We lopen nog even door het dorp. De stank valt mee. We kopen niets, we gaan in Thamel wel los.

Eventjes liggen op de kamer. Het is of alle vermoeidheid van de laatste weken nu loskomt. We zullen het nu wel toestaan denk ik. En na een tijdje gaan we toch maar thee drinken in de dining.

Inmiddels is er een Australiër met gids gearriveerd, en een Vlaams stel.

Een lange, beetje vreemde man drinkt een kop thee en praat bij met de eigenaresse van de lodge. Hij blijkt klimgids te zijn en heeft de Pumo Ri beklommen afgelopen dagen. Er was inderdaad een ongeluk. Twee Sherpa's zijn gevallen. Gelukkig geen dodelijk ongeluk, maar de man had wel been- en ribbreuken, de ander weet ik niet. Hij was heen en weer geklommen naar basiskamp om slaapzakken te halen en hierin de Sherpa's te laten zakken naar het basiskamp. Per helikopter zijn ze naar Kathmandu vervoerd, naar het ziekenhuis.

Hij geeft de organisatie de schuld. Daniël Mazur heet de organisator. Slechte beslissingen. Verkeerde touwen. Veel te veel haast om de top te bereiken. Hij gaat niet meer klimmen voor deze Amerikaan.

We zijn triest dit verhaal te horen, maar ook opgelucht. We weten nu dat er niemand omgekomen is.

De gids gaat weer, wij blijven. De dokter komt binnen, met een blauwe box: voor donaties, o ja, giften, om arme patiënten die meer hulp nodig hebben dan het ziekenhuis hier kan bieden naar Kathmandu te vervoeren. De klimgids was er nog en schuift er een groen briefje in. Wij 500 Nrp. Da's een leuk begin. Hij gaat, dokter gaat, wij blijven en praten met Dawa en Ang Pasang over haar werk in het dorp (o.a. in het bestuur van het ziekenhuis). Erg leuk. Tegen 6 uur pakt ze de menukaart en is "back to business": zonder dat geen sociaal werk. We bestellen chicken sizzlers en een bord patat. Tim en Desirée hetzelfde en salade. Dat is ook een goed idee...

De sizzler is heerlijk: kip met mie en groenten op een hete plaat. Allemaal lekker. We praten verder, ook met Australiër die hoogteziek was en om moest keren. Zijn Sri Lankaanse achtergrond verklaart z'n zeer donkere huid. De Belgen taaien vroeg af, al voor 7 uur. Wij blijven op tot onze gewone tijd: acht uur. Het wordt zelfs iets later. Morgen vroeg op: Ang Pasang heeft voor ons de vroege vlucht geregeld. Dat is om 6.45 uur op het vliegveld zijn en om 7.30 uur vliegen. Met z'n allen. Hij heeft nog twee tickets, waarvan de eigenaren niet zijn komen opdagen. Vreemd, maar misschien hebben ze zich wel gewoon vergist en komen ze een dag te laat opdagen. In ieder geval wordt hun ticket "post poned"; omgezet in een ticket zonder datum. Wij gaan slapen.

Donderdag 30 maart.

Gisteravond kwam er ook een Sherpani aan. Zij zat in een hoekje te bidden, murmelend met haar rozenkrans. Naast haar stond de keukenmeid, te bellen. De bliepjes van de telefoon mengden met de gebeden. Vreemde combinatie van geluiden. Vanochtend was het vroeg op (6 uur), pakken, Hans doet zijn lenzen in terwijl Marcelin ontbijt bestelt (nee dank u, voor mij alleen thee, aldus Marcelin). Na het ontbijt afrekenen, en achter Ang aan naar het vliegveld. De zoon van de gids van Tim en Desirée loopt mee. De gids had een groep, en de zoon mocht met ze mee. Vanuit Namche, waar hij woont. Deze knul van 17 is voor het eerst in Lukla en kijkt zijn ogen uit. Hij heeft nog nooit een wiel gezien...

Op het vliegveld worden we door het incheckgebeuren geloodst. Nog even security check (stelde niets voor) van de rugzakken. We krijgen onze instapkaarten en nemen afscheid van Ang Pasang. Deze regelaar vindt het volgens ons heerlijk om wat te doen te hebben, al is het wat anders dan sirdar (klimgids en expeditieorganisator) zijn. We zijn vroeg en worden als eerste gefouilleerd. Stelt ook al niks voor. Wachten. Daar komt een Sita air, dat is een andere vliegmaatschappij. En een Yeti. Paul, Helen en de derde Aussie gaan daarin. Overigens kent Helen de organisator van de mislukte Pumo Ri trip: deze kerel staat slecht bekend. Dag, jullie waren goed gezelschap.

De tweede Yeti komt binnen, en een Gorkha. Sherpani uit de lodge staat te bidden met haar vingers in haar oren. We gaan naar het vliegtuig, de bagage wordt er in gegooid, wij stappen in en opstijgen. Tim is heel benauwd maar na het opstijgen opgelucht, het ging erg goed. De vlucht is heel soepel, toch wordt Marcelin misselijk. Pech. Na de landing is het over. Taxi's gaan met een vaste prijs via een kantoortje. Duur, maar het scheelt gedoe. Naar Summit Hotel. Heerlijk...

Een Nederlands stel ontvangt jonge Nepali, Marcelin maakt een groepsfoto. We schrijven bij, lezen in de Planet en maken plannen.

Het diner is heel erg lekker: salade vooraf en een steak als hoofdgerecht. En zoveel lekkere groenten hebben we lang niet gegeten.

Vrijdag 31 maart.

We zijn weer in Summit. Marcelin spoelt de uitlaatgassen van zich af, Hans is al onder de douche geweest. We gingen al om 7.45 uur weg, en waren pas om 18.45 uur thuis. Een lange dag in die vieze stinkstad Kathmandu.

Tja, we vonden het tijd om op te staan, en om 7.10 uur zaten we dan al aan een luxe ontbijt. We zitten dus nog in ons trekkingritme. Na de bruine boterhammen, broodjes, pannenkoekjes, sapjes, kaas, rollade, rosbief, jam, koffie en thee en fruit wisselt Marcelin 20 dollar. En we vertrekken naar Durbar Square. Vorig jaar werden we overweldigd door dit plein, nu willen we er meer tijd voor nemen. We zijn er al om acht uur, als alle eerste toeristen. Onderweg moest er eerst nog getankt worden. We zijn de grote drukte voor.

Met moeite weten we een gladde jongen die zich gids noemt af te schudden en bekijken op onze eigen manier en in ons eigen tempo het plein. Diverse koningen hebben hier, in verschillende periodes, tempels en paleizen gebouwd. Daar kwam enige concurrentie bij kijken: iedere koning wilde indrukwekkender bouwen dan de vorige, en ook de pleinen van Patan en Baktapur (buursteden) moesten de loef afgestoken worden. De oudste gebouwen stammen uit de veertiende eeuw, de nieuwste uit de negentiende eeuw. De koningen wonen al lange tijd niet meer op dit plein. Het moderne paleis wordt goed bewaakt en staat ongeveer twee kilometer verderop.

Het valt niet mee het plein te beschrijven; er staan zo'n 40 monumentale tempels en paleizen. En daar tussendoor krioelen taxi's, riksja's, motoren, fietsers en heel veel wandelaars. En zo'n grote oppervlakte is het eigenlijk niet, misschien slechts een vierkante kilometer. Het is een world heritage site, dat snappen we wel. Het mooiste van al vinden we dat het nog zo oud mag zijn, maar ook zo levendig is, nog steeds zo van het nu is. Met al z'n moderne toevoegingen. Nog steeds wordt Shiva aanbeden, ook door meiden in heupbroeken. En loop je te bellen, toch doe je een gebed bij het passeren van een tempel.

Vroeg in de ochtend zien we vooral mensen met keurig geklede jonge kinderen. Waar ze vandaan komen weten we niet, of waar ze naar toe gaan. Wel denken we dat ze een speciale zegening (gaan) ontvangen.

We zien heel erg veel tempels. De ene met drie, andere met vier opgestapelde daken. Van steen en hout. En wat een prachtig houtsnijwerk. Vele, heel veel details, ingesneden in deurposten, in en rond ramen en in de gevels.

Heel lang zitten we met onze rug naar het politiebureau, op de stoep, te kijken naar "Kal Bhairav". Dit is een beeld van Bhairav, en dat is een afgevaardigde, een vorm van de destructieve Shiva. Heel veel Hindoes geloven dat als je hier de waarheid niet vertelt, je ter plekke dood valt. Handig, vroeger werd dit dan ook als leugendetector gebruikt door de overheid. We vragen ons af of het toeval is dat het hoofdbureau van politie hier tegenover staat. Is dit historisch zo gegroeid?

We kijken en kijken. Al snel behoren we tot de omgeving; mensen storen zich niet meer aan ons. Er wordt geofferd. Voornamelijk één man neemt de offeringen aan, waarna hij bloemen en stippen uitdeelt. En water, uit een kom uit de hand van Bhairav. Links en rechts van hem staan nog meer goden, en af en toe luidt iemand één van de twee bellen. Het gebid en geoffer stopt wanneer een groep toeristen zich aandient, daarna gaat men weer door.

Ook voorbijgangers groeten Bhairav: rechterhand van voorhoofd naar hart, soms wordt de kin ook aangeraakt. Levensgevaarlijk! Motoren en fietsers, rokend of etend, al biddend botsen ze nét niet tegen elkaar aan.

We zitten hierna nog even bij de Shiva Parvati tempel, en verwonderen ons hierbij vooral om de mensen en het verkeer. Wat een levendigheid.

We willen naar het museum, dat is pas over een half uur open. Dan maar een dakterras, cola, en maar kijken naar al die torentjes en ruches in de wind, de Sadu's (mannen die hun leven in dienst van het hindoeïsme gesteld hebben, de hele dag mediteren, leven van aalmoezen, toeristen vermaken en geld proberen los te krijgen van hen en die ook heel erg graag stoned zijn) en de mensen op straat. Redelijk veel toeristen, misschien valt het aantal toch nog mee dit jaar.

We lopen een hoekje van het plein in waar we nog niet geweest zijn, langs het paleis van de levende godin (arm kind) naar de wat minder grote tempels. Toch leeft het hier ook. De begane grond van de tempels is ingericht als winkels; fruit, groente en allerlei meer. Overal wordt geofferd en gebeden. Grote strengen afrikaantjes worden door vrouwen aaneengeregen en verkocht als offer. Prachtig.

Het museum is de moeite waard. Alleen het gebouw op zich al, we kijken onze ogen uit. Al die binnenplaatsen, al dat houtsnijwerk. De ronde toren en al die vierkante torentjes. Eentje mogen we beklimmen, het uitzicht is inderdaad mooi, voor zover de smog dit toe laat. We dwalen door gangen met beschilderde plafonds en een rand van hout en geschilderde bloemen aan de bovenkant van de muren. Door de ramen hebben we zicht op andere tempels en op de toeristenmarkt. Mooi.

In het museum staat het leven van drie koningen centraal. Alle ceremonies en belangrijke feiten komen voorbij, zoals geboorte, trouwen, kroning, buitenlandse bezoeken, de regeringen, hobby's, geschoten dieren, het bed, het bureau, etc.. En alle bijbehorende zaken: de kleding, de symbolen, onderscheidingen en foto's.

Toch wordt niet het hele verhaal verteld. De twee meest recente koningen worden genegeerd. Van de twee na laatste koning zien we geen kinderen of broer, wel de crematie, maar geen doodsoorzaak. Dit verhaal kan kennelijk nog niet verteld worden zolang ze nog niet weten hoe het verder gaat met de monarchie. De werkelijkheid is dat deze koning door zijn zoon vermoord is, die zelfmoord pleegde maar op zo'n manier dat hij nog drie dagen leefde en zelfs nog tot koning gekroond is. Nu is zijn oom koning, de broer van de vermoorde koning, en zijn problemen met de democratie en maoïsten noopt het museum te wachten het hele verhaal te vertellen. Want het einde van het koningshuis lijkt wel heel dichtbij. De huidige koning is niet populair en er doen ook complottheorieën over hem de ronde. Ook zou hij wel erg veel van macht houden.

Ook mooi te zien was hoe Nepal onder de regering van de vermoorde en wél populaire koning veranderde van een ingekeerd koninkrijkje naar een voor het buitenland opengestelde natie.

We lopen naar Thamel en zien onderweg al zó veel. Kleine marktjes, met vis, fruit. Eieren worden op de fiets vervoerd. Bij de "Duitse bakker" drinken we wat en eten een gebakje. Fijn, even een rustpunt in deze drukte. We zijn nu klaar om de heksenketel weer in te gaan. We shoppen er op los, wat kopen we toch veel. We zeggen 100.000 keer "no thank you", horen de special price lachend aan. We gaan regelmatig wat drinken, even wat rust en afstand van al die impulsen. En duiken dan weer Thamel in. Na zoveel zien, afdingen en kopen zijn we het zat. We zitten vol, net als het rugzakje én het net nieuw gekochte rugzakje. Ook de neuzen zitten vol van wierook, knoflook, curry's en uitlaatgassen.

We vluchten even naar de mail, leuk die berichtjes van mensen, maar het wereldnieuws boeit ons helemaal niet. Dus gaan we eten.

Wat een lekkere pizza! En dan gaan we naar huis. Huis is veranderd in een kermis. Er hangen gekleurde lichtjes in de struiken. Behalve een privé-etentje van ongeveer 30 man is er de vrijdagbarbecue waar een ieder die zich een beetje status toedicht en in omgeving Kathmandu woont aanwezig is. Kak. We kunnen het niet anders noemen. De chauffeurs vervelen zich naast en in de 4wheel op de parkeerplaats, rond het hotel doet de kak of het zich reuze vermaakt.

We kijken het even aan en gaan na 1 biertje naar onze kamer. Nog lange tijd maken vertrekkende gasten herrie.

Zaterdag 1 april.

Van de herrie gisteren hadden wij geen last. We waren zo bekaf dat we als een blok in slaap zijn gevallen. Tot ongeveer 6 uur vanochtend: toen sloeg de generator aan. Om 8.20 uur leverden we de sleutel in bij de receptie: een keurige tijd voor tijdloze mensen. Taxi zoeken en op naar Bodanath. De chauffeur neemt een erg alternatieve route, het lijkt wel of hij zo min mogelijk asfalt tegen wil komen en zoveel mogelijk kuilen. Voor sightseeing is deze route wel de moeite waard, we rijden eerst langs de Duitse ambassade en daarna langs de rafelrand van de stad, het grensgebied met het platteland. Veel winkeltjes zijn dicht, het is zaterdag dus rustdag. Ook de kleinste, meest achnebbische winkeltjes hebben nog prachtig houtsnijwerk boven de poort. Bijzonder.

Bij Bodanath kopen we een kaartje (Nrp 100) en lopen naar de stoepa. Er lopen een heleboel mensen rondjes, veel monniken en veel Sherpani's. We zoeken een ontbijttentje, en dat lukt heel gemakkelijk. Bij de three sisters strijken we neer op het dakterras. De broer brengt twee maal full breakfast, dat blijkt te bestaan uit een groot bord vol gebakkern aardappels met uien en knoflook, een omelet, 2 worstjes, 2 keer toast, boter en jam. Sap en koffie en thee als drankjes. Wauw. We werken alles weg en zitten heel erg vol.

Beneden gaan ook wij rondjes lopen. Het is al wat rustiger, misschien omdat het erg warm aan het worden is. De winkels worden geopend, op straat worden tafeltjes neergezet voor de verkoop van bustickets naar Lhasa en Delhi. De straatverkopers komen ook tevoorschijn. Een monnik bekijkt een goedkope replica van een thangka, die het leven van Boeddha voorstelt. Marcelin gluurt mee, en krijgt de tweede verkoper van deze thangka's achter zich aan. Hij vraagt 1000, ja daag. Ze ziet de monnik zo'n 150 betalen, dat komt meer in de buurt, 200 biedt ze. Verkoper blijft bij 1000. Dag dus. Ze krijgt haar zin, vooral omdat een andere verkoper de tactiek doorkruist. Mooi. We lopen verder. Nog even boven rondjes lopen. En weer naar beneden. Leuke religie, die rondjes lopen als iets goeds betitelt.

Er zijn hier flink wat bedelaars, veel zijn flink gehandicapt, andere lijken te doen alsof. We lopen nog wat rondjes, en kijken naar de koopwaar. En naar de mensen. We willen wel weer wat drinken maar niet een kopje thee voor 50. Da's afzetterij. Op een ander dakterras kost een pot thee 75. Dat zijn 6 kopjes. We zijn klaar hier. We hebben de sfeer ingedronken, de lucht opgesnoven. Tijd om naar het hotel te gaan. Een taxi is direct buiten de poort gevonden, de prijs vastgesteld (200) en we zijn er zo. 3 liter water voor de ergste dorst.... Veel hoor, we bewaren er 2. Lunch op het terras naast de tuin: papaja salade. Lekker en scherp. We lezen en schrijven. Vanmiddag gaan we shoppen in Patan.

En dat deden we dan. Eerst naar de pinautomaat. We nemen de verkeerde weg en dwalen door de luxe wijk. Best leuk, we komen wel iets te hoog uit. Geeft niets, we lopen wel terug. De pin is gevonden en met een dikke portemonnee duiken we de fair trade winkeltjes in. We kopen veel, heel veel, voor onszelf en voor onze vrienden en voor Pajan en MaRiet.

We gaan, tot groot plezier van de bedienden, ook nog een supermarkt in. Helaas vinden we geen "hot lemon". Wel nemen we kruiden en een potje honing mee.

Een 1,2 liter thermoskan vinden we helaas niet meer, maar wat geeft het, we hebben thuis ook al een hele mooie staan. We slenteren de rechtstreekse weg terug naar huis. De voeten zijn best al een beetje moe en de enkel van Marcelin sukkelt wat. Thuis bekijken we de gekochte spullen nog eens en pakken alles, voor zover mogelijk, in de rugzakken. We zijn weer helemaal op orde nu. Op een paar dingen na zijn we helemaal klaar om morgen weer naar Nederland te vertrekken. Gek hoor, weer naar Nederland.

We vliegen pas om 19 uur, dus willen we 's ochtends toch eerst nog iets ondernemen. Gaan we doen! Maar nu eerst douchen.

Zondag 2 april en maandag 3 april.

Hans zit op de bank, weer thuis. Met post, email, tv, en van alles. Fijn om thuis te zijn.

Gisteren, gisteren is ver weg. Maar toch: we gingen, om een uur of 8, naar Swayambu. Taxi, naar de trap. Omhoog, en nu wel entree betalen. Rondlopen, sfeer snuiven. Wat een leuke plek. Er lopen mensen op de stoepa, ze halen alle gebedsvlaggen eraf. We horen later van een verkoper dat dit een onderdeel van een reinigingsritueel is. Elk jaar is dat nodig. Morgen worden er weer nieuwe vlaggen opgehangen. Dit laatste horen we van de man van een verkoopster. Bij haar koopt Marcelin een gebedssnoer en een cd. Eerder al hadden we een erg officieuze gids. Hij vindt dat Hans leuk lacht. Verder heeft hij niet zoveel gemeen met deze almaar doorratelende man. Wat wel leuk is, is dat we dankzij hem achteraf in een ruimte terecht komen, een grot volgens hem, waarin een deur met twee sloten erop staat. Achter die deur is nog meer, maar niemand kan het betreden. Een koning Arthur- achtig verhaal in onze oren, maar zeker boeiend. De fresco's vertellen het verhaal in heldere kleuren, boven de 2 meter hoogte dan. Daaronder is het verhaal verdwenen onder graffity. We kopen bij de vriend van onze gids een leistenen afbeelding waar we heel blij mee zijn. Minder blij worden we van de niet aflatende pogingen om ons meer, meer, meer, te laten kopen. Rot op. We gaan weg en zitten op een muurtje. Kijken naar de apen, de (heel erg schurftige) honden, de bedelaars, toeristen, monniken, verkopers (tigerbalm), voorbijgangers, pelgrims. Een hutspot van levende wezens bevolkt deze tempel.

Wij maken er even deel van uit. Dan dalen we de trap weer af, duiken een taxi in en gaan terug naar Summit. Douchen, omkleden, laatste spullen inpakken. Tegen elkaar zeggen dat het goed is zo. Bijna huilen.

We gaan nog lekker lunchen in de tuin, cannolori met spinazie en aardbeienmousse. Lekker. Dan kijken we nog even uit over de stad (verrek, er is uitzicht, da's voor het eerst sinds dagen) en nemen een officiële taxi naar het vliegveld. De chauffeur vertelt over zijn sombere visie op de toekomst van zijn land. Terecht, vrees ik. Door de banda en de demonstraties de komende dagen komt het land plat te liggen en de toeristen blijven thuis. Logisch, maar dat maakt de ellende alleen maar groter. De oplossing is voorlopig niet voorhanden. Op het vliegveld balen we al snel: onze vlucht heeft 3 uur vertraging. Hopelijk halen we de overstap in Bahrein nog... Wat volgt is wachten. Tot we in kunnen checken (na zo'n anderhalf uur...), tot het vliegtuig komt. Het wachten wordt heel veel aangenamer doordat Manuel en Marouska opduiken. We drinken bier, kletsen bij, eten chips. Van de laatste roepies halen we nog meer bier, en ineens mogen we boarden. De securitychecks zijn niet al te streng dit keer. We krijgen een doosje eten, Manuel en Hans met Kitkat. In het vliegtuig krijgen we weer eten. Overstappen, Bahrein. Het maakt geen indruk. Het volgende vliegtuig is luxer, eigen schermpjes en goede stoelen. Marcelin merkt er weinig van, of juist wel: ze slaapt. O wat is dat fijn. Hans dut ook wat, kijkt video, leest, luistert MP3 en kijkt af en toe jaloers naar de slapende Marcelin. London is calling, we vliegen al boven ons huis....

Take down, en haasten want we hebben weinig tijd. Bus in, en gaan. Maar we stranden in een hele lange rij. Manuel en Marouska concluderen dat centrale controle geen goed idee is. Vakidioten: ze werk(t)en in de beveiliging op Schiphol. Om half acht zijn we bij de incheckbalie van BML waar een dame ons verzekert dat we 8.10 uur vlucht halen en ons in zeer rap tempo voorziet van instapkaarten. Verder, naar gate 16. Nog even een stressplasje onderweg. En boarden. We zitten niet naast elkaar, daarvoor waren we te laat. Marcelin spreekt haar Nederlands Canadese buurvrouw die met gehandicapten werkt in het reguliere onderwijs. Leuk. Voor we er erg in hebben landen we alweer. Amsterdam. Lopen, naar de bagage. Marcelin ziet haar ouders, wil naar ze toe maar daar gaat haar rugzak al. We hadden niet verwacht dat die de 2 krappe overstappen zou halen. Maar alles is er. We kijken nog even uit naar onze vrienden maar besluiten dan te gaan, naar Bernadette, PaJan en MaRiet. Kus, zoen. De moeder van Manuel hoort zijn naam en is opgelucht. We geven ons email adres en gaan kletsen op het terras bij het station. Hoe vaak zijn we hier al wel niet geweest...

De verhalen ratelen. Midden in een zin vliegen we weg, daar gaan onze vrienden. We zoenen ten afscheid, en spreken af te bellen en elkaar op te zoeken.

Dan gaan ook wij, met Bernadette in de trein. Amersfoort. Geordend, netjes, rustig. Huis. Mooi. Uitpakken, post, mail.

Moe zijn we, maar wel thuis.

Stil op straat. Hier zijn dan ook geen 25.000 motoren zoals in Kathmandu. En er valt ook al niets af te dingen in de bus.

Toch wel fijn, dit thuis.